De belangrijkheid van deze vraag bracht mij er toe, een bepaald obstetrisch materiaal, waarover nauwkeurige gegevens in voldoend aantal beschikbaar waren, hieromtrent na te gaan, en de uitkomsten te vergelijken met meer algemeene, b.v. voor het geheele Rijk geldende berekeningen. Juist met het oog op dit laatste interesseerde mij de vraag, hoe het mogelijk zou zijn, over voldoende gegevens beschikkende, en de vele storende onzuiverheden elimineerende, tot een betrouwbare statistiek te komen. Ineen noot geeft Prof. v.d. Hoeven inde indruk verschenen Rede een nadere toelichting, waaruit blijkt, hoe hij tot de verhouding 1 op 60 is gekomen: „De sterfte is blijkens de cijfers in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 1 op 300, doch men bedenke, dat, als gemiddeld iedere vrouw 5 kinderen krijgt, in deze berekening iedere bepaalde vrouw 5 keer voorkomt.” Waar de mededeelingen in het Tijdschrift voor Geneeskunde om verschillende redenen voor ons doel minder bruikbaar zijn, heb ik de gegevens geput uit de „Bijdragen tot de Statistiek van Nederland”,^uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoewel de gegevens aan het Tijdschrift voor Geneeskunde ook door genoemd Bureau verstrekt worden, zijn zij niet geheel juist, omdat het slechts voorloopige mededeelingen zijn en de officieele statistieken eerst veel later, zelfs na het verschijnen der jaarlijksche lijsten, geheel hijgewerkt en gezuiverd worden. Bovendien is in het Tijdschrift alleen opgegeven het aantal geborenen, terwijl voor ons doel noodig is het aantal bevallingen te kennen. Dat dit geen te verwaarloozen factor is, kan blijken uit het feit, dat gedurende de jaren 1908 tot en met 1917 in Nederland gemiddeld 1 van de 73 geboorten een twee- of meerling-geboorte was. Er is echter één punt, dat van veel grooter belang is en dat een zuivering van alle statistische gegevens noodig maakt. De rubrieken der doodsoorzaken inde sterfte-statistieken, welke voor ons in aanmerking komen, zijn 31 en 32 van do kleine lijst, n.l. „kraamvrouwenkoorts” en „andere ziekten van zwangerschap en kraambed”, welke beantwoorden aan No. 134 tot en met 141 van de groote lijst; „de ziekten van de zwangerschap en van het puerpenum”. Deze rubrieken omvatten dus tevens de gevallen van dood na of door abortus, terwijl het opgegeven aantal geboorten alleen de geboorten van de voldragen kinderen en de vroeggeboorten omvat. Waar de mortaliteit bij abortus zeker aanzienlijk grooter is dan bij de overige geboorten, zal hierdoor dus het sterftecijfer ongunstiger lijken. Wij zullen dezen factor echter buiten beschouwing laten, temeer daar het moeilijk is, hierover juiste gegevens te verkrijgen.

264