„La néphrectomie sera reservée aux cas dans lesquels le rein sera trés altéré et transformé en pyonéphrose”. (Legueu) (47), Eveneens is de nephrectomie de eenige operatie, die kans op genezing biedt bij bestaande peritonitis, veroorzaakt door infectie der urine-wegen (Prisch) (25b). De ureterocystoneostomie zou weinig kans op succes geven, omdat de inplantatie-plaats niet bestand zal blijken te zijn tegen de aanvallen der peritonitis; trouwens, zegt Krönig (42), bet gevaar van naad-insnfficientie, met opvolgende urine-infiltratie, is grooter dan dat, wat te duchten is uit het bezit van maar ééne nier. Is de atrophie eenmaal voltooid, of eerder, wanneer de toestand der patiënte het noodig maakt, dan pas gaat men over tot de nephrectomie, „We urge the delay of a nephrectomy until the kidney is definitely proven useless”. (Barney) (1). De functioneele hypertrophie, waarvan boven is gewag gemaakt, is tot op heden nog betrekkelijk zelden nagegaan bij den mensch, tenminste voorzoover het haar wordings-proces aangaat. Daarentegen „in animals we have found, that after elimination of one kidney, by the ligation of its ureter, the urine from the healthy side is at first somewhat decreased in amount, but within a few days a compensatory secretion takes place, and the urine may then equal or exceed its former quantity”. (Barney) (1). Wanneer deze proeven ook overeenkomstige gebeurtenissen bij den mensch mogen doen veronderstellen, dan zou men niet zoo heel lang behoeven te wachten op het tot stand komen van de functioneele aanpassing der tweede nier, alvorens men tot de nephrectomie zal besluiten. Eene ureter-fistel, die vrij heldere, weinig leucocyten bevattende urine afscheidt, komt alléén dan in aanmerking voor de nephrectomie, wanneer zij zich zoo hoog boven de blaas bevindt, dat de ureter niet in dat orgaan geïnplanteerd kan worden. En toch wacht men bij voorkeur tenminste drie maanden (Wertheim), of korter (Stoeckel), met deze operatie, om intusschen de tweede nier aan haren meer te leveren arbeid te gewonnen. Die fistels, die zich spontaan sluiten, doen dat ook weleens schijnbaar, want het niet-afvloeien van urine kan ook wijzen op eene volkomen atrophieering van de bijbehoorende nier. Het zijn maar heel enkele gevallen, waarin werkelijk de fistel spontaan geneest. Het zijn voornamelijk de kleine, wandstandige fistels, die genezen met een ongedeerd-laten van de nier (Kannegiesser) (33a). Inde gevallen, waar andere, meer conservatieve therapieën niet leidden tot genezing van de fistel, zal men ook zijn toevlucht moeten

63