„Ik dacht niet anders, dan dat je was gaan rusten. Alice. Maar ik vind het heel goed. Rijd naar huis, Tom, en zorg voor de paarden."

,,Heb je al je zaken kunnen afdoen, liefste?" ,,Ja, en met succes ook. En ik zeg je, Alice. dat men zijn zaken zelf altijd toch maar het beste kan behandelen." Zij staarde nadenkend voor zich. En toen richtte zij hare blikken op zijn gelaat. Het waren Harry's trekken, alleen voller en krachtiger. Waar zou zij woorden vinden, om hem het droeve bericht mede te deelen? Hoe zou zij hem voorbereiden op de ontmoeting met zijn schoondochter? „Ik verlangde er naar, hier buiten, waar niemand ons kan hooren, met je te praten, Mark." zoo begon zij dapper en flink. ,,Ik heb vanmorgen een brief van Harry ontvangen." ,,En wat schrijft hij?

„Heel veel. Ik heb zijn brief bij mij. Ik had gedacht dat wij naar een stiile blek in het bosch zouden wandelen en dat jij daar den brief zoudt lezen." „Ik verlang er nu niet naar, om hem te lezen. Vertel mij maar, wat hij schrijft, Alice." „Het is te lang en ik vind het beter,, dat je zelf leest, wat hij schrijft."

„Maakt hij het nu beter? En schrijft hij iets over zichzelf? Vanmorgen sprak ik Carrington en hij deelde mij mede, dat Harry zich met hart en ziel aan zijn werk wijdde, toen hij voor het laatst in Londen was. Over zijn leven buiten kantoor wist hij echter niets mede te deelen."

„Ik vermoed, dat Carrington Harry niet kent en niet begrijpt, Mark. Niets heeft mij meer verbaasd dan de verwijdering die er is ontstaan tusschen Bentley Carrington en Harry, na Harry's vertrek naar Londen.' „Dan zal dat zeker aan Harry zelf liggen. Ik ken niemand, die vriendelijker en edelmoediger is dan Carrington.

Zij antwoordde niet. Toen zij bij een antieke bank kwamen, verzocht zii hem daar te gaan zitten en toen zij gezeten waren, overhandigde zij hem den noodlottigen brief. „Ik laat je nu zoolang alleen, om den brief te lezen, Mark. Lees hem met aandacht, tot Het einde, zonder een woord te zeggen. En zoodra je mij noodig hebt, zal ik terugkomen."

Zij wandelde weg. En zij keek geen enkele maal om. Haar hart bonsde in haar lichaam en diep in haar binnenste bad zij om kracht voor haar dierbaren echtgenoot. Zij kende hem door en door, zijn trotsch en opvliegend karakter, en zij vreesde het ergste. En zij was dan ook niet in het minst verbaasd, toen zij hem eenigen tijd later hard en ruw woedende klanken hoorde uitbulderen. Nog nooit, zoo lang zij hem kende, had zij hem zóó te keer hooren gaan.

Zij keerde zich om en ging ijlings terug. „Mark! Mark! Beheersch je toch. Je zult een beroerte krijgen, liefste! Om niets ter wereld mag je jezelf zóó laten gaan, als je nu doet. Wij kunnen er niets aan doen en het had nog veel erger kunnen zijn. Harry heeft gehandeld als een dwaas, maar

gelukkig niet als een slecht mensch. Laat dat ons tot troost zijn.

Riddel-Kerr zag paars van woede en opwinding. Hij had den brief als een bal in elkaar gefrommeld, hem op den grond geworpen en nu stond hij er, brieschend van woede en razernij, boven op te trappen. De eerste oogenblikken kon hij niet spreken van woede en toen hij eindelijk weer meester over zijn stem werd, sprak hij ruwe en harde woorden, waardoor hij zijn woede trachtte te luchten op den jongen, die hunne ouderharten zoo wreed had gewond. Maar zij, onbevreesd en onversaagd in haar liefde, zoowel voor haar man als voor haar kind, legde zacht maar energiek haar vingers op zijn lippen en zij hield die daar, ondanks zijn tegenstrubbeling.

„Neen; ik wil niet naar je luisteren en je zult hem niet vervloeken. Die verboden en noodelooze vervloeking zal niet over je lippen komen." „Noodeloos!" riep hij schamper uit, terwijl hij opnieuw den brief vertrapte. „Ik zou wel eens willen weten, wat er meer noodig is voor een vervloeking! Hij had niets ergers kunnen doen, niets waardoor hij ons meer had kunnen kwetsen, niets waardoor hij ge-

kommdndo aan 't werk

voeliger ons hart had kunnen treffen! Wat een oneer! Wat een schande! En de euvele moed, om haar aan onze zorgen over te laten! Je hebt ongetwijfeld nog niet goed begrepen, wat dat zeggen wil." Zij lachte plotseling, kort en schril, met een vreemde klank, die hij nog nooit van haar had gehoord.

„Ik vermoed, dat ik dat al veel te goed heb begrepen! Ik heb haar van aangezicht tot aangezicht gezien sedert twaalf uur vanmiddag. Zij is hier, Mark! „Hier! Wie is hier? Waar spreek je over? „Over het meisje — Harry's vrouw — zij is op Essendon, hier in huis. Zij is om twaalf uur aangekomen en ik heb met haar geluncht."

„Alice! Jij hebt haar in huis genomen? Hoe heb je zooiets kunnen en durven doen? Waarom heb je haar den toegang tot onze woning niet geweigerd? Je had haar weg moeten jagen als iemand, die niet bij ons hoort!"

Zij légde kalmeerend haar hand op zijn arm en keek hem ernstig en doordringend aan. „Luister eens, lieveling. Wij hebben in dezen een plicht te vervullen en daaraan mogen wij ons niet onttrekken. Zij is de vrouw van onzen zoon Harry en als zoodanig heeft zij het recht, om hier te zijn en hier te blijven, zoolang zij wil. Daar kunnen wij nu eenmaal niets aan veranderen. Hij heeft haar vrijwillig getrouwd en wij hebben haar als onze schoondochter te erkennen en aan te nemen. Laten wij ons uiterste best doen, om haar zoo goed en vriendelijk mogelijk te behandelen, met kalmte en waardigheid. Dat is inderdaad de beste, de eenige oplossing, ook al om de praatjes van de menschen zooveel mogelijk te voorkomen, en de eer van Essendon zoo goed mogelijk hoog te houden."

„Maar het mensch zelf — hoe is zij? Zeg mij dat, Alice, is zij

Een getuige wordt verhoord en het verslag meteen op de plaats zelf met de schrijfmachine vastgelegd.

iemand om mede om te gaan. Kan men met haar zonder bezwaar onder één dak leven? Of is zij een ordinair type?"

„Zij ziet er lang niet slecht uit. Natuurlijk is zij niet van onze soort, maar zij heeft een hart, Mark, een heel goed hart en er is wel iets uit haar te maken." „Een hart!" gromde hij, nog steeds hevig ontstemd. „Wat heb ik aan een hart?" Alice antwoordde niet dadelijk. Zij drukte innig zijn arm tegen haar aan.

„Manlief, ik bid je, houd je kalm," sprak zij na eenige oogenblikken. „Doe je best, voor mij en in je eigen belang. Laten wij nu samen rustig naar huis gaan en er van maken wat er van te maken is. Ik zal je helpen, zoo goed als ik kan, maar vóór alles en boven alles moet jij mij helpen en steunen. Mark. Ik voel mij vandaag zoo moe en ik heb innig behoefte aan je steun."

„Goed, wij zullen naar huis gaan.' Maar blijf bij mij, vrouw. Ik sta nergens voor in, als jij nu van mijn zijde wijkt, als ik haar alleen moet orlmoeten. Ik zou een ongeluk aan haar kunnen begaan!" Physiek steunde zi) nu op hem, maajr gedeeltelijk ondersteunde zij hem en zij wisten het van elkaar. Langzaam wandelden zij zwijgend naar huis en toen zij in het park waren, zag Alice een glimp van een witte blouse en fladderende rokken op het terras.

„Daarginds is zij, Mark, kijk, op het terras. Wil je achterom gaan en haar dan straks ontmoeten? Of wil je nu dadelijk kennis met haar maken?

„Ja, laat ik maar dadelijk door den zuren appel heenbijten."

Dolly kon niet lang tegert de eenzaamheid van het huis en was naar buiten gegaan en nu vermaakte zij zich op het terras met de pauwen. Zooals zi; daar stond, licht gebogen over de sierlijke dieren, maakte zij een niet onbevalligen indruk.

Dolly keek op en zag hen aankomen en wachtte rustig en kalm af, totdat zij bij het terras zouden zijn gekomen. Voor Harry's moeder had zij cnbegrijpelijkerwijs nog eenige vrees gekoesterd, maar voor zijn vader was zij in het minst niet bang. De man, die Dolly Vandom vrees wist in te boezemen, moest nog geboren worden.

Mrs. Kerr wenkte haar naderbij te komen. „Harry's vrouw, Mark," zeide zij op zachten toon. En toen wachtte zij met van angst kloppend hart op wat er nu zou volgen. De Lord fronsde de wenkbrauwen en nam Dolly van het hoofd tot de voeten scherp op. Hij begroette haar niet, evenmin als Dolly hem. „U kunt niet van mij verwachten, dat ik u hier welkom heet en dat ik verklaar, dat ik blij ben, kennis met u te maken. Dit zou trouwens een leugen zijn, zeide hij op vrij kalmen toon.

(Wordt vervolgd)

i