Toen hij uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam, beduidde hij, niet te gillen, waardoor zij nog bijtijds een kreet van verwondering kon onderdrukken.

Het volgende ogenblik lag zij in zijn armen en nam hij haar mee in de schaduw van de struiken, waarin hij al die tijd verborgen had gezeten. Hij probeerde haar te zoenen,

„Hoe durf je hier te komen? Weet je dan niet meer wat John gezegd heeft? Hij meende het hoor! Wees maar voorzichtig. Als hij terug komt, dan ben je nog niet gelukkig."

„Voor hij terug is, ben ik al lang toeer weg en dan neem ik jou mee," zei hij bluffend. „Ik heb gevoeld, dat ik zonder jou niet leven kan, liefste. Geld heb ik genoeg om hier ver vandaan te gaan. Als we ergens anders zijn, dan kunnen we nog zien hoe we de kost verdienen. Liefde kent immers geen moeilijkheden."

„Liefde! Wat is liefde," dacht Heather. Daar had zij zelfs niet meer aan durven denken. Ken had zij ook voor een groot deel vergeten en zijn manier van optreden vond zij zeer onsympathiek

„Als je denkt, dat ik nu met je mee zal gaan, dan heb je het mis," zei Heather. „Ik heb je toch duidelijk verteld, dat ik dan pas bij John weg ga als hij mij helemaal mijn vrijheid teruggeeft. Ik wil niet anders bij jou zijn, dan getrouwd. Als je me werkelijk wilt hebben, dan moet je dat niet hier in de schaduw van de bomen afwerken; of in het geheim met mij trachten te corresponderen; of als een moordenaar naar mij toe komen. Neen. dan moet je flink zijn en naar je broer gaan en de zaak met hem uitvechten als man tegenover man. ' „Of ik je werkelijk wil hebben?" zei Ken ongeduldig het slot van Heathers betoog afwachtend. „Of ik je werkelijk wil hebben? Grote goedheid. Heather, wat denk je wel vari me. Ik kan je niet missen, kind Heus, ik kan het niet onder woorden brengen."

Hij tiok haar weer naar zich toe. „Ik hcu van je. Heather. Zonder jou kan ik niet leven. Jij bent van mij en niet van mijn broer. Zeg dat zelf dan toch ook eens, Heather. Beloof je. dat je mijn broer verlaat om voorgoed bij mij te kunnen zijn." Verborgen in het lange gras en achter de dichte struiken, dachten zij door niemand gezien te worden, doch vlak bij hen loerden twee zwarte, glinsterende ogen van een zich van woede bijna opvretende inlander.

IK BEN NIET VAN JOU!

Kens opdringere stem klonk Heather onaangenaam in de oren.

Heather dacht aan vroeger. Aan de tijd, dat zij nog in Engeland was en Ken leerde kennen. Wat was dat een zaligheid. Door deze gedachten liet zij zich meer gaan, dan zij feitelijk van plan was geweest-en zodoende dacht Ken. dat zijn kansen stegen. „Ik wil jou voor mij alleen hebben," fluisterde hij tiaar in het oor. Het klinkt misschien gek, maar ik hou nu nog meer van je. dan voorheen. Jij bent niet van John. Hoe dan ook. Niemand ter wereld zal ons nog ooit kunnen scheiden."

Heather schrok bij het horen van Johns naam Zij ontwaakte plotseling uit de zoete dromen van het verleden en verweet zich zelf, dat zij door haar houding tegenover Ken haar echtgenoot bedroog. Dat wilde zij in geen geval doen, want als zij

eerlijk moest bekennen van wie zij het meest hield op dit ogenblik, dan was het van John. Wel vond zij hel vervelend, dat zij op zo'n manier met hem getrouwd was. Ook was het zeker niet in de haak. dat hij er een verhouding met een inlandse vrouw op na hield, doch als zij eerlijk moest zijn, dan was John de enigste man, waarvan zij op het ogenblik werkelijk hield. Zij meende zelfs, dat dit haar hele leven niet meer zou^ kunnen veranderen.

„Stil toch," zei ze, „ik moet je iets vertellen. Maak het me alsjeblieft niet moeilijker dan het al is, door onredelijk te ziin."

Zij zei dit zo ernstig en vastberaden, dat hij niets anders kon doen, dan haar onmiddellijk los te laten. „Je wilt me toch niet gaan vertellen, dat je je bedacht hebt," zei hij. „Onze liefde is niet iets wat je zonder meer kunt weg cijferen. Jij bent van mij. Dat kan het water van de zee niet weg wassen. John heeft je wel van mij afgenomen, maar ik neem je weer terug. Dat is toch zo eenvoudig als wat."

„Toch is dat niet zo gemakkelijk als je wel denkt," zei Heather ernstig. „Zoals ik thans met John leef, heb ik nooit met jou geleefd. Dat heeft zo'n verandering in mijn leven teweeg gebracht, dat het voor mij moeilijk is, om dit onder woorden te brengen En dat niet alleen. Maar ik kari niet meer van hem weg." Het stralende gezicht van Ken betrok, ..Gmdat mijn broer eenvoudig zo brutaal was om je te nemen, geloof je zelf, dat je helemaal van hem bent," schimpte Ken. „Dat neem ik niet en daar kan ik onder geen voorwaarde mee accoord gaan. Jij behoort aan mij. Vergeet dat vooral niet." ..Ik ben niet van jou. Ik ben werkelijk nooit helemaal van jou geweest, mijn beste Ken," zei Heather, zich bedwingend. „Er was iets niet in de haak. Toen ik nog in Engeland was. waren mijn gevoelens voor jou heel anders, dan nu ik hier ben. In die tijd meende ik helemaal aan jou toe te behoren. Maar toen ik hoorde, dal je niet meer leefde, is er iets in mij veranderd. Ik heb ontdekt, dat ik mij vergist heb Zo de zaken nu staan, kan ik nu niet meer van jou zijn. En dan. toen jij niet op kwam dagen en wij hoorden, dat je dood was, voelde ik mij weer helemaal vrij en kon ik doen wat ik wilde; dus ook trouwen." ,.En als ik je nu eens mee nam en dwong, bij mii te blijven," dreigde Ken, „dan zou je er toch weinig tegen kunnen doen. En als het er wel op aan komt, dan weet ik meer van beminnen, dan mijn broer."

Heather werd zo onaangenaam getroffen door deze woorden, dat zij er

als het ware koud van werd en zich uit zijn armen los maakte. „Ik verbied je, om zo over John te spreken," zei ze verwijtend. „Als je vergeten bent, dat het je broer is, moet je er altijd nog om denken, dat hij mijn man is."

..Ik zeg wat ik wil," antwoordde Ken. Toen Heather aanstalten maakte, om weg te lopen, greep hij haar bij de arm en riep: „Nu voor de laatste keer: ga je met mij mee, of niet?" „Het is niet eerlijk van je om mij daar nog langer over lastig te vallen. Mijn antwoord is duidelijk genoeg geweest, geloof ik. Is dat niet zo, dan wil ik het nog wel eens herhalen. Het is neen en het blijft neen." Zij wachtte even en keek hem onderzoekend aan. „Als ik je een goede raad mag geven Ken. ga dan niet verder met mij mee. Ik ga John tegen, die met de auto hier langs moet komen. Als hij jou dan bij mij ziet, dan sta ik niet voor de stukken in." „Phoe, waarom zou ik bang voor John moeten zijn?" pochte Ken.

Voor alle voorzichtigheid volgde hij toch de raad van Heather maar op en liep niet verder met haar mee. Hij draaide zich om en liep de weg op in de richting van de bungalow! Hij deed dit niet omdat hij bang was voor een pak slaag, doch hij ontmoette

zijn broer liever niet, omdat hij vreesde, dat men hem voor dwaas uit zou maken en dat John hem een gek figuur zou laten slaan in het bijzijn van Heather. Zijn enige doel was, zich te wreken. Met deze gedachten vervuld liep hij door de plantage, waarin hij zo lang gewerkt had en bleef tenslotte voor de bungalow staan

Nadat de bedienden hun werk gedaan hadden, hadden deze zich terug getrokken in hun vertrekken aan de achterzijde van het huis. Daar konden ze rustig hun pijpje roken en hadden ze gelegenheid een uiltje te knappen. Ziende dat de kust veilig was, deed Ken net of hij thuis was en liep het huis in. recht naar de kamer, waar de brandkast stond.

Evenals John had hij een sleutel van deze kleine safe. Daarin bevonden zich de verschillende contracten, die zij hadden met de Europese firma's voor het leveren van cocosnoten en gedroogde vruchten. Maar die zocht Ken niet. Neen, hij was heel ergens anders voor gekomen en daarom had hij zijn broer een telegram gestuurd, waarin gevraagd werd, of John onmiddellijk bij de districtsofficier wilde komen.

Morgen was het betaaldag op de plantage. Zoals gewoonlijk zou er nu wel een flinke som geld in kas zijn. die Ken nu rustig mee kon nemen.

Kijk, daar lag het zo maar voor het grijpen. Het was een verzegeld pakketje. Om zich te overtuigen, dat hij toch zeker het goede te pakken had. scheurde hij het open en stak het in zijn zak. Daarna sloop hij door de jungle terug, waar hij de auto had laten staan, die hij van zijn tegenwoordige baas, de buurman van John, geleend had.

Ken was van huis gegaan om het geld te stelen en dan met de vrouw van zijn broer naar Singapore te vluchten. Nu deze echter botweg weigerde met hem mee te gaan. kwam er een ander duister plan in hem op. waarvoor hij het geld even goed meende te kunnen gebruiken.

Zoals bekend had de tovenaar van het Ramgungahdorp gezegd, nog meer voor Ken te willen doen, als er maar betaald werd. En.... dat geld was er

nu. Zover het ging reed Ken met de auto de jungle in en liep toen verder naar het dorp van de tovenaar.

„Hier heb je dan wat je gevraagd hebt," zei hij, terwijl hij de bankbiljetten in de gerimpelde hand van de tovenaar legde. „Wil je nu voor mij doen. wat ik je gevraagd heb?" „Ik moet er dus voor zorgen, dat alle mannen en vrouwen, die op de plantage werken, gaan lopen en de huizen in de steek laten, die de grote Tuan voor hen gebouwd heeft?" vroeg de tovenaar. „Dat komt in orde. Is er nog iets meer van uw dienst?" „Ja, daar valt nog iets heel bijzonders te doen," zei Ken. „Kom maar eens dichterbij, dan zal ik het je in je oor fluisteren. Daar betaal ik je apart voor. Hier zijn de dollars. Toe pak ze maar aan."

De tovenaar bekeek de briefjes. Doch het volgende ogenblik staarde hij Ken angstig aan.

Deze houding van de tovenaar kon Ken niet tot inkeer brengen. Hij gaf de tovenaar het geld om iets voor hem te doen. En verder basta. Het enige, waar hij zich druk over maakte, was, dat de tovenaar berouw had gekregen over zijn belofte. Daarom deed die man zeker zo eigenaardig. „Is het soms niet genoeg? Ik heb je toch gegeven wat je gevraagd hebt. Waarom zit je me toch aan te kijken?" „Stil. Ik ben op het ogenblik met de geesten bezig. Ik zie. ik zie 'n zwarte hand, die eerst liefdevol streelt, doch daarna besmeurd is met het bloed van een man. Het i^nog bijtijds genoeg om dat te voorkomen. Hier, neem uw geld terug. Laten we doen, of we elkaar nooit gezien hebben. Ik zie een groot gevaar. Geef mij mijn belofte terug."

„Ik begin te geloven, dat je op hol geslagen bent. door die politie," zei Ken streng. „Maar mij maak je niets wijs, man. Ik ken dat spelletje wel en jij weet zelf heel goed, dat de blanken daar geen waarde aan hechten. Je behoeft er al die fratsen niet bij te maken. Toe, schiet op, want ik moet weg."

De tovenaar werd weer gewoon. Hij klapte in de handen en stootte een geweldige schreeuw uit. Hierop kwam zijn assistent te voorschijn. Het was nog een jonge kerel, die een jungle haantje bij zich droeg. Dat haantje moest bij deze gelegenheid aan de geesten geofferd worden.

JCHNS ONTDEKKING.

Toen John het telegram van de districtsofficier had gekregen, had hij het maar vluchtig gelezen. Onderweg dacht hij over een en ander na. De majoor zou hem immers niet ontboden hebben, als hij geen definitieve berichten had over de vernielingen, die werden aangericht in zijn nieuwe plantage. John wist uit ondervinding, dat de majoor bij zoiets niet over één nacht ijs ging. Ondertussen vond hij het toch fijn, dat er zo gauw licht gekomen was in deze zaak.

John had van nature een hekel aan alles, wat duister en onzeker was. Hij was iemand, die recht door zee ging en iedereen recht in de ogen durfde kijken.

Maar het meest verheugde het hem, dat zijn vrouw de laatste tijd echt met hem mee begon te leven. Sinds haar bezoek aan de vrouw van majoor Greeg, was zij heel anders geworden. Zij was niet zo koel en stroef meer tegenover hem. Neen, zij toonde zich werkelijk aanhankelijk en John durfde zelfs hopen, dat zij spoedig a's man en vrouw gelukkig samen zouden leven.

„Kijk, dat is een verrassing," zei de majoor, toen John bij hem het kantoor binnen stapte.

„Ja, ik heb het in korte tijd gedaan,'' antwoordde John. „Ik voelde wel, dat uw telegram zeer belangrijk was. Ilc heb al mijn werk laten staan en heb me gehaast, hierheen te komen."

„Mijn telegram? Maar wat bedoel je toch?" vroeg de majoor, zeer verwonderd.

„Uit .het telegram meende ik toch te moeten opmaken, dat ik direct bij u werd verwacht," zei John langzaam. „Kijk zelf maar. Hier is het." De majoor schudde het hoofd. „Men heeft je eer. poets gebakken.... of er is iets niet in de haak."

(Vervolg op pag. 16)

Heather Bolton, typiste, is op reis naar Malakka. Nu zal ze met Ken in Singapore trouwen. John Harker, een broer van Ken, haalt haar af. Er komt bericht, dat Ken op tijgerjacht gedood is. John trouwt met Heather. Ken keert echter terug. Een inlandse vrouw (Suleima) valt Heather aan, maar John redt haar. Ken insinueert dat John met deze vrouw een verhouding had en haar daarom aanviel. Sulcima vertelt Heather op aandringen van Ken dat John reeds lang op haar verliefd was. Terwijl John weg is kan Ken nu Heather overhalen met hem te vluchten. Een bediende komt John dit vertellen. Hij rjjdt toevallig de auto van de vluchtenden achterop en dwingt Ken te stoppen. Hij neemt Heather mee en zegt Ken, nooit meer op de plantage te komen. De tovenaar, opgestookt door Ken, vernielt nut gifstoffen een nieuwe cocos-aanplant, waarin John al zijn spaarcenten stak. Suleima, die Ken niet meer vertrouwt, laat hem velgen door haar broer. Ken lokt John van de plantage weg met een telegram. Heatber gaat John 's avonds tegemoet. Ken wacht haar dan op.