afhankelijken” een maatsehappelijke vereeniging voor de maatsehappelijke belangen harer leden, onder elkaar zelfs wel eens vijandig en coneurreerend zult Gij zelf als zoodanig ervaren!

„Wij willen hun leeren normale, gezonde, eenvoudige harmonische kunstenaren te worden” schrijft Gij. En dit is werkelijk klinkklare onzin. Hier staat gij op het standpunt van Lombroso, Gij denkt als „normale” (zoo gij zoudt willen heeten) meer dan de goddank niet normale, nooit en van-zelf niet normale, kunstenaar te zijn. De „norm” is uiteraard het gemiddelde „dat daarom als middelmatigheid heerseht van eeuwigheid tot eeuwigheid”. „Verwerpelijk is de gezondheid” zeide reeds de H. Isidorus van Sevilla. „Die Neurose ist die eigentliche Blüte am Baum der Menschheit” en „Die Krankheit erhöht und die Gesundheit erniedrigt.Diehöehsten Werke werden nicht von Gesunden geschaffen. Der Gesunde schafft überhaupt nicht, er lebt. Der Kranke sehafft um zu gesunden” zegt Stekel. Een kunstenaar zonder zijn kunst gedacht, of zijn kunst als waardeloos, is en moet zijn de volmaakte deugniet en de volmaakte dwaas; kunstenaarschap is ironische waanzin, zeg ik.

Ik schenk U het onjuiste gebruik van Adler’s uitdrukking „Mannlieher Protest”, zooals ik U tenslotte al het bovengenoemde schenk, en zelfs, dat gij door Uw werkzaamheid mede de vervloekte beunhazerij met iets wonderbaars dat is de Psyehanalyse, die, laat ons niet onszelve bedriegen, mode gaat worden, d.w.z. in handen komt der velen, die niets kunnen raken zonder het te bevuilen bevordert, omdat psychanalytisehe kunstberedeneering althans voorloopig in dien zin heilzaam is, dat zij de mensehen, die in het kunstwerk een natuurplaatje zoeken, in hun zitdeelen prikt.

Maar ik schenk U voor den drommel niet, dat Gij in den laatsten „Wiekslag" tegen Bernard Canter hebt geschreven: „Alléén een onbewuste homosexueele natuur kan zóó uitvarentegend.e„Grieksche liefde”.lkstelvoorop, dat deze zinsnede absoluut juist is, maar zij is misleidend onvolledig, nu gij verzuimd hebt te vermelden want de „Drei Abhandluhgen” kent gij toch dat alle meiischen, ook gij zelf, meer of minder „onbewust homosexueel”

zijn, voor zoover zij dat niet bewmst bleven. Bovendien miskent Gij volkomen de groote moreele waarde der „Reaktionsbildung”, w'aarin immers het oorspronkelijke wel degelijk afgekeurd, verwonnen en verworpen is. Door deze weglating en deze miskenning, door het gebruik van een, naar gij moest verwachten, door 99 % der lezers verkeerd, als een afzonderlijke beschiddiging van voor hen verachtelijke perversiteit tegen den persoon Bernard Canter, te begrijpen bewering, door misbruik van kennis dus, hebt Gij U, zeer zacht uitgedrukt, aan een onfatsoenlijkheid sehuldig gemaakt, die ik U een der onzen niet ongetuchtigd zal laten aandoen, ook niet bij een debat als dit „Israel-Hellas”, waarbij ik natuurlijk geheel aan Uw zijde sta.

Ik heb u zooeven al gespaard, nietwaar collega, en nu geef ik U ter overweging of niet uw „Intelligenzsperrung” (Bleuler) de zwaar „affectbesetzte” totale verlamming Uwer psychologische kunde tegenover de „Geheime Leer” (met een groote G en een groote L) eener vermakelijke hysterica. Uw kinderlijke verwarring van potentialiteit en idealiteit bij die gelegenheid „Mijn wetenschap en-mijn geloof, die leven saam in onmin...”. Gij, die ons „leeren” wnlt, zijt zelf nog niet al te „harmonish”!) op een eveneens voor leeken hoogst vermakelijke wijze als Oedipus-instelling uit te leggen zou zijn.

Iladt Gij U toch de voorname discretie van ons beider Meester (zie zijn inleiding tot „Bruchstück einer Hysterieanalyse”) eigen gemaakt! E. W-.

ANTWOORD.

Mijn geachte bestrijder gunt zich gaarne het genoegen van zijn tegenstanders carieaturen te maken om daarop van leer te trekken. Ik heb mijnerzijds geen reden gevonden hem deze sport te verwijten.

Alleen wil ik er op wijzen dat ik geen „paradijs op aarde” bestreef, maar wel de w'cgen zoek naar een paradijs in ons zelf; ook meen ik, dat onder ons de burgerlijke gewoonte niet bestaat iemand zijn sexueele constitutie te verwijten, maar ik vind het noodig de heer Canter te wijzen op de wortel van zijn sexueele onwil.