nog een dun strookje lood binnen in, en dat de azijn is verdampt. Helaas is dit niet steeds het geval, zoodat soms nog vrij veel niet omgezet lood voor den dag komt.

Vroeger werd door afkloppen het loodwit van het restje lood gescheiden, een voor de arbeiders uiterst ongezonde bezigheid. Tegenwoordig scheidt men het loodwit en lood machinaal. De wijze waarop zulks geschiedt zal ik in een later deel van dit artikel bespreken.

Het volgens de Hollandsche methode bereide loodwit heeft een uitmuntende dekkracht. doch het gevaar bestaat, dat het verontreinigd raakt door in de potten vallende mest of run. Indien de mest. hetgeen somwijlen gebeuren kan. ook zwavelwaterstof ontwikkelt, treedt licht verkleuring op. Een ongemak bij de fabricage is voorts, dat men het proces niet kan beïnvloeden. Is een looge eenmaal opgebouwd, dan kan men niet anders doen dan afwachten wat zij zal opleveren. Wordt niet voldoende zorg aan het opstapelen besteed, zoodat tochtgaten en luchtkanalen in den stapel blijven, dan kan het voorkomen, dat de temperatuur onvoldoende stijgt door het binnendringen van koude lucht en de ontbinding van de mest te vroeg ophoudt of heelemaal niet begint, en er schiet niet anders over dan alles maar weer af te breken met als resultaat veel verknoeid arbeidsloon, weinig aangetast lood. Maar ook indien alle zorg aan het stapelen wordt besteed, kan het resultaat soms hevig tegenvallen, zonder dat men iemand nalatigheid verwijten kan.

De Klagenfurter methode

is een gewijzigde, in vele opzichten verbeterde methode ten opzichte van de Hollandsche. Helaas kan zij hier te lande niet toegepast worden, omdat zij voor de ontwikkeling van koolzuur en azijnzuurdamp gebruik maakt van uitgeperste wijndruiven. Deze persresten zijn geneigd in gisting over te gaan, waarbij zich koolzuur ontwikkelt. De bij de gisting ontstane alcohol gaat bovendien verder over in azijn. Ook warmte wordt in geringe mate ontwikkeld, echter voor het proces onvoldoende, zoodat de noodige warmte apart moet worden toegevoerd.

Op den bodem der loogen staat bij deze methode een reeks sterke, waterdichte kisten, die door een gat in het deksel in verbinding staan met een op iedere kist opgebouwde hooge houten kast. In die kast is een reeks houten rekken aangebracht, op welke rekken de looden lappen worden opgehangen.

Bij het begin van het proces wordt wat azijn in de kist bij de persresten gegoten, omdat in den eersten tijd deze zelf nog geen azijn ontwikkelen. Daarvoor moet door gisting eerst alcohol zijn ontstaan.

Men begint nu de loogen te verwarmen, de eerste week op ± 25° C., waardoor de gisting aanvangt, daarna langzaam tot 50°. en houdt de temperatuur zoo tot het einde van het proces. Van tijd tot tijd wordt de inhoud van de kist omgeroerd en zoo noodig nieuwe persresten bijgevoegd.

Een nadeel van het Klagenfurterproces is. dat het veel langer duurt dan het Hollandsche, en wel ongeveer vier maanden. Een voordeel daarentegen dat het een witter loodwit geeft, omdat het gistingskoolzuur buitengewoon zuiver is en verontreiniging met mestdeelen niet kan voorkomen.

Het Kamerproces.

De beide behandelde methoden ter bereiding van loodwit voeren bij nadere beschouwing vanzelf tot voor de hand liggende verbeteringen, Waarom b.v. moet men zich afhankelijk maken van het al of niet op gang komen van de broeiing van een stapel paardenmest? Koolzuur kan men ook op andere wijze maken, en warmte evenzeer. Deze overwegingen leidden in 1839 Gustav Dietel tot het uitvinden van het Kamerproces. een proces dat tegenwoordig het grootste deel van de wereldproductie aan loodwit levert.

Bij het Kamerproces worden de loodreepen op rekken gehangen in dikwandige, gemetselde kamers, die 6 a 10 meter lang, 5 a 8 meter breed en evenzoo hoog zijn. In de wanden bevinden zich zoo weinig mogelijk openingen om warmteverlies te verminderen.

(Wordt vervolgd.)