drijf dat het voor het personeel voornamelijk aankomt op het daggemiddelde.

Het personeel, belast met ander dan dagelijksch onderhoud van rollend materieel, d.i. het personeel der grootere tractie-werkplaatsen, belast met belangrijke locomotiefherstellingen of met het lichten van wagens, valt thans onder de „Arbeidswet 1919" en zal daaronder blijven vallen, zoolang die wet te dien aanzien niet gewijzigd is. Het arbeidt thans 48 uren; per week, 96 per 14 dagen. Het is niet del bedoeling dieni arbeidstijd te verlengen, zoodra de „Arbeidswet 1919” niet; langer op bedoeld personeel van toepassing is. Waar echtér de Minister wel ingevolge het bepaalde bij Art. 90 —arbeidstijden verkorten, doch ze niet verlengen kan (behalve in bijzondere gevallen: art. 94) is de arbeidstijd voorloopig op 102 uren per 14 dagen gesteld.

Het personeel der stationskantoren kent afhankelijk als zijn werk voor het grootste deel is van den treinenloop en de meer of mindere drukte van het vervoer, ook op die kantoren, waarop voortdurend of inspannende arbeid verricht heet te worden, perioden van rust, welke nochtans niet van te voren nauwkeurig voorzien en dus in de roosters vastgelegd kunnen worden. Daarom is het bfllijk den arbeid voor de in Art. 86 bedoelde stationskantórera te bepalen op gemiddeld 8 uur per dag of 96 uren iper tweewekelijksche periode.

In 1919 werd het locomotiejl- en bet treinpersoneel in éénzelfde regeling samengevat, i Ten onrechte. Zeker I bestaan er punten van overeenstejnming tusschen de arbeidspraestaties van beide' groepen Ivan personeel; zij zijn |b.v. beide werkzaam in den rijdenden dienst ,maar er bestaat toch te veel verschil om beide over één kam te scheren. Tijdens den rit is in het algemeen het werk van het locomotiefpersoneel inspannender dan dat van het treinpersoneel en tusschen twee opeenvolgeride ritten is laatstgenoemd personeel Spoediger en gedurende langeren Jijd vrij dan eerstgenoemd personeel, dat bovendien in den regel rijn locomotief niet verlaten kan. ■

Verder vraagt de dienst, mei het oog op het nuttig'Jfcbruik der locomotieven, in grootere mate van locomotiefdan van treinpersoneel de mogelijkheid van lange in één etmaal.

Dcte verschillende overwegingen heljben er toe geleid voor te stellen afzonderlijke bepalingen voor locomotiefen voor treinpersoneel te ontwerpen.

De beide bepalingen art. 8 7 voor locomotiefpersoneel en art. 87X voor treinpersoneel • komen hierin overeen, dat korte rusttijden buiten de standplaats tot den arbeidsr tijd gerekend zullen worden. Het personeel stelt daarop prijs en niet ten onrechte, daar rusttijd buiten de standplaats niet dezelfde waarde van den belanghebbende heeft als rusttijd op de standplaats. Intusschen wordt ook in rusttijd buiten de standplaats geen arbeid verricht en rechtvaardigt de bepaling, dat dergelijke rusttijden tot den arbeidstijd gerekend worden een hooger maximum arbeidstijd dan anders het geval zou zijn. Dat maximum is voorgesteld; voor locomotiefpersoneel op 108 uren in twee weken of gemiddeld 9 uren per dag en voor treinpersoneel op' 114 uren per tweewekelijksch tijdvak of gemiddeld 9V2 uur per dag.

In het nieuwe artikel 88x zijn verschillende soorten van onderhoudspersoneel bijeen gebracht en wel: het ploegpersoneel van den Weg, de ambachtslieden van onderhottd van weg en . werken, de brugwerkers, het personeel van het seinwezen en het remisepersoneel van tractie, zoomede de kolendragers.

Ook hier is een hooger maximum dan de „Arbeidswet 1919” voor onafgebroken arbeid stelt gemotiveerd en een gemiddelde van BV2 uur per werkdag in overeenstemming met de beginselen dier wet. Een gedeelte van het genoemde personeel, in het bijzonder het ploegpersoneel, kan slechts werken bij daglicht. In de wintermaanden daalt zijn werktijd dientengevolge, in Jan. en Dec. zelfs tot 6 uur per dag. Het is billijk, dat daartegenover in de maanden piet langer daglicht meer arbeid geleverd wordt, zonder dat echter, over het geheele jaar genomen, een arbeidstSjd van 102 uren in twee weken overschreden wordt.

Onder art. 89 valt voornamelijk stationspersoneel, niet onder art. 86 gerangschikt, en het aan de treinen werkzame personeel van tractie als wagenmeesters, lampenisten en poetsers. Al dit personeel verricht slechts afwisselende werkzaamheden van weinig inspannenden aard.

Een maximum van 114 uren in twee weken of gemiddeld 9V2 uur per dag is dus voor het personeel, waarop art. 89 van toepassing zal zijn, in overeenstemming met de beginselen der „Arbeidswet 1919”. Ook hier geldt trouwens dat dit maximum in den regel niet bereikt kan worden.

(Alg. Hbld.)

Nieuwe Rails met Laschplaten (gedeeltelijk met kleine gebreken), verschillende profielen, zijn in groote hoeveelheden uit voorraad BILLIJK LEVERBAAR , Voorraadstaten op verzoek Friedrich & Co., Köin * Eisengrosshandlung Gewerbehaus Telegram-Adres: FRICO, Köln. Telefoon A. 8332, B. 4465, F. 189

S poorwegmaterieel Complete wisselplannen. Tong> bewegingen met vaste en beweegbare worteleinden. PuntstuKken. Kruisstukken. Spoorweg- en Tramwegkruisingen. Wisselexcentrieken. Utrechtsche Machinefabriek o.d. FRANS SMULDERS UTRECHT SOERABAYA

VAN BELLEN 4 CO. • ROTTERDAM Telef. 1551 Telegr.-Adres; Beispoorstaal SMALSPOORMATERIEEL HOOFDSPOORMATERIEEL OPSLAGPLAATSEN TE ROTTERDAM EN ZWIJNDRECHT Kantoor: Pompenburgsingel, Hoek Ged. Binnenrotte.

C. J. VAN DEN BROEK HAARLEM Oude Groenmarkt 2 en 4 Tel. 507 en 958 Tel.-Adres: Voullaire-Haarlem

Groote voorraad Spoorbaangereedschappen als: Ratelboren, Railboormachines, Railbuigers, Koevoeten, Dissels, Zandstampers, enz. enz,i VRAAG CATALOGUS.J