van het posttarief in de meeste gevallen geleid hebben tot een aanzienlijk verlies en wanneer op dit vraagstuk niet de volle aandacht blijft gevestigd, bestaat de kans, dat deze groote jaarlijksche verliezen wederom optreden en men krijgt dan den ietwat belachelijken toestand, dat de noodlijdende trams, door het departement van Waterstaat eenerzijds gesubsidieerd, anderzijds een subsidie aan den dienst der posterijen verkenen door het postvervoer met verliezen uit te voeren.

Uit de besprekingen met het Rijkstoezicht op de spoor- en tramwegen valt als voornaamste te memoreeren, dat nu eindelijk door invoering van art. 89 der Arbeidswet en een daarmee gepaard gaande wijziging van het tramwegreglement, klaarheid is gebracht in de situatie van het tramwegpersoneel.

Met erkenning kan melding gemaakt worden van de verruiming van art. 74, waardoor het aanvangen van den dagarbeid vervroegd is geworden. Er is echter nog geen bevredigende oplossing gevonden voor den zoo onmisbaren ononderbroken nachtarbeid. Wellicht dat ook deze kwestie in de toekomst een goede regeling zal kunnen vinden.

Op internationaal gebied kan hier het congres te Parijs gememoreerd worden ihet als schaduwplekken de nog altijd voorkomende minder prettige uitingen aan het adres der vroegere vijanden en als lichtplekje het in behandeling nemen van de Zwitsersche voorstellen tot internationale normaliseeriing van groefrails.

Het congres van de Weensche Union staat voor de deur en hopelijk zullen de klanken daar wat zuiverder internationaal zijn.

Op het meer interne terrein van de vereeniging moge met een enkel woord gewezen worden op de verandering van uitgever van de Locomotief, waardoor de exploitatie van dit blad van verlies- tot winstgevend werd omgezet, op de voortdurende moeilijkheden, die met de zoo belangrijke uitgave van het tramboekje gepaard blijven gaan, en tenslotte op de verschijning van een nieuwe uitgave van het z g. roode boekje.

Behalve, dat ook deze laatste uitgave inplaats van aanzienlijke sommen te kosten, ook eenig financieel rendement oplevert, is de nieuwe uitgave belangrijk uitgebreid en completer geworden. Het is daardoor inderdaad een waardevolle statistiek geworden.

11. Algemeene Vergaderingen. De jaarlijksche algemeene vergadering werd ditmaal gehouden te ’s-Gravenhage op 5 October 1923. Behalve de gewone agendapunten, welke op die vergadering afgedaan moesten worden, werd het autobusvraagstuk aan de orde gesteld, waarna werd overgegaan tot het instellen eener commissie welke over bedoeld vraagstuk rapport zal uitbrengen.

De tweede en laatste algemeene vergadering vond plaats op 4 April 1924 te Utrecht. In deze vergadering werden de ~voorstellen tot oplossing van het autobusvraagstuk”, welke opgesteld waren door de daarvoor in de vorige algemeene vergadering ingestelde commissie, behandeld en vastgesteld alsmede besloten de ~voorstellen” aan de betreffende autoriteiten in te zenden. Tevens werden eenige besluiten genomen met betrekking tot den officieelen tramgids en Vonk’s reisgids. Besloten werd 0.a., dat geen onderneming haar dienstregeling in Vonk’s reisgids zal publiceeren.

111. Samenstelling van het Bestuur. In de Algemeene Vergadering van 5 October 1923

werden in de plaats van de heeren van Geuns en Burgersdijk, waarvan de laatste bedankt en de eerste zich niet herkiesbaar had gesteld, gekozen de heeren Weijerman en Wolf. Het bestuur is thans als volgt samengesteld : A. W. E. Weijerman Voorzitter (1926) F. M. Eoep .... Onder-Voorzitter (1925) G. van Asselt . . . Secretaris (1925) T. E. van Putten . . Penningmeester (1924) L. G. Wolf Pv. Secretaris (1926) ir. A. J. Kuiper . . . Pv. Penningm. (1924) Als Administrateur treedt op ir. D. H. Stigter.

IV. Leden. Per 1 Januari 1924 bedroeg het aantal leden : eereleden 1 gewone leden 45 buitengewone leden a . . 13 buitengewone leden b .. 28 Het aantal gewone leden verminderde dus met 1 (door bedanken van de E.N.E.T., de G.W.S. en de Ned.-Ind. Tramweg-Mij., terwijl als lid toetraden de Samarang-Joana Stoomtramweg-Mij. en de Semarang-Cheribon Stoomtramweg-Mij.), het aantal buitengewone leden a verminderde met 1, terwijl het aantal buitengewone leden b constant bleef. Na 1 Januari 1924 trad de Deli Spoorweg-Mij. als gewoon lid toe, tevens werden 3 buitengewone leden b aangenomen.

V. Financiën. Overeenkomstig de verwachtingen, welke in het vorig verslag reeds werden uitgesproken, is het jaar 1923 voor de financiën der vereeniging vrij gunstig geweest. Bedroeg op 1 Januari 1923 het saldo der balans f 2.099,29 op 1 Januari 1924 bedroeg dit f 6.085,20. Er is dus een vooruitgang van f 3.985,91 te constateeren. In de eerste plaats is dit gunstige cijfer een gevolg van de goede financieele resultaten welke de tramgids heeft opgeleverd (n.l. een bate van pl.m. f 3.600,—), doch in de tweede plaats aan de mindere uitgaven, welke gedaan zijn. De meerdere opbrengst aan contributies van pl.m. f 100,— speelt slechts een geringe rol. Mochten zich geen bijzondere omstandigheden voordoen, dan mag dus verwacht worden, dat de 10% toeslag op de contributies ook voor het jaar 1925 niet meer noodig zal zijn, evenmin als zulks voor het loopende jaar het geval was.

VI. Commissies. a. Permanente Commissies. 1. Permanente Normalisatie Commissie. Daar de werkzaamheden dezer commissie iir het geheel niet vorderden, werd inde Algemeene Vergadering van 4 April besloten deze commissie op te heffen. (De heer Biezeveld houdt zich echter nog bezig met de wisselnormalisatie). b. Tijdelijke Commissies. 1. Brandstof- en smeermiddelencommissie. Hieromtrent valt niets te vermelden. 2. Verlichtingscommissie. Ook omtrent deze commissie valt niets te vermelden.

3. Commissie tot bestudeer en der V ervoersvoorwaarden en verzekering van goederen. Deze commissie kan na het uitbrengen van haar rapport en de vaststelling daarvan in de Algemeene Vergadering van 28 Maart 1923 als ontbonden beschouwd worden. De in die vergadering benoemde kleine commissie,