Artikel 19.

Het niet of niet volledig nakomen van de ver])lichtingen, opgelegd bij art. lö, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.

Artikel 20.

Het beletten of weigeren van toegang aan personen, die volgens art. 16 tot dien toegang bevoegd zijn, alsmede het niet nakomen van de verplichting, opgelegd bij het derde lid van vermeld artikel, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftig gulden.

■ Artikel 21.

Indien een feit, strafbaar volgens de artt. 17, IS, 19 of 20, is gepleegd door een naamlooze vennootscha]), eene coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, eene onderlinge verzekerings- of waarborgmaatscliapiJij of eene stichting wordt de strafvervolging ingesteld en wordt de straf uitgesproken tegen de leden van het bestuur.

Artikel 22.

De feiten, strafbaar volgens deze wet, worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 2;i.

1. Met de ops2)oring van de overtredingen dezer wet zijn, onverminderd het bejjaalde bij art. 141 van het Wetboek van .Strafvordering, belast de ambtenaren van de Rijks- en gemeentejjolitie, de ambtenaren der directe bela.stingen, invoerrechten en accijnzen, alsmede de door Onzen iVlinister van Waterstaat aan te wijzen ambtenaren van den Rijks- en van den Provincialen Waterstaat.

2. Zij maken van hunne bevindingen ijroces-verbaal oj), dat den bekeurde wordt beteekend de wijze, voorgeschreven bij de artt. 556 en 587 van liet Wetboek van Strafvordering.

Artikel 24.

1. De feiten, strafbaar volgens de bejjalingen dezer wet, worden vanwege Onzen Minister van I'inanciën vervolgd o]> de wijze, omschreven in den zesden titel van het vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering.

2. Wanneer is aan te nemen, dat bij den bekeurde geen ojjzet tot ontduiking van belasting heeft bestaan, kan deze, zoolang hij niet is gedagvaard, door of vanwege Onzen eveugenoemden Minister tot transactie w'orden toegelaten, onverminderd zijn recht om overeenkomstig art. 74, vierde lid, van het Wetboek van .Strafrecht de vervolging te voorkomen.

Artikel 25.

Bij het instellen van eene bekeuring wegens het niet of niet volledig nakomen van de verjjlichtingen, gelegd bij art. 15, zijn de ambtenaren bevoegd om het motorrijtuig in beslag te nemen, indien de bekeurde niet te hunnen genoegen aannemelijk maakt, dat hij binnen het Rijk woont of gevestigd is.

Artikel 26.

1. De krachtens het vorige artikel in beslag'genomen motorrijtuigen w'orden gesteld onder bewaring r’an een ontvanger der directe belastingen of der invoerrechten. Zij zijn verbonden en executabel voor de verschuldigde belasting en voor de door den bestuurder beloo])en boete.

2. Het beslag wordt, tegen betaling van de gemaakte kosten van transjjort, bewaring en onderhoud, opgeheven, zoodra den ontvanger blijkt, dat de bekeurde binnen het Rijk woont r>f gevestigd is, of zoodra ten genoegen van den ontvanger zekerheid is gesteld voor de verschuldigde belasting en rmor de boete, welke den pestuurder mocht worden opgelegd.

Artikel 27.

1. Wanneer eene veroordeeling krachtens art. 17 oiiherroe]jelijk is geworden of wanneer het recht tot strafvordering krachtens art. 74, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is vervallen, stelt de ontvanger, te wiens kantore de aangifte had moeten zijn of is gedaan, en, voor zooveel betreft motorrijtuigen, gehouden door niet binnen het Rijk wonenden of gevestigden, een door Onzen Minister van Financiën aan te wijzen ontvanger, het bedrag der verschuldigde of meer verschuldigde belasting, welke in dit geval steeds over een vol jaar berekend wordt, ambtshalve vast en deelt het aldus vastgestelde bedrag den liouder bij aangeteekenden brief mede.

2. Het vastgestelde bedrag moet binuen dertig dagen nadat de brief ter jjost is bezorgd worden voldaan ten kantore van den ontvanger, die den brief verzond, tenzij inmiddels betaling reeds heeft plaats gehad en de belastingplichtige dit ten genoegen van dien ontvanger aantoont.

;ï. Heeft de betaling binnen den gestelden termijn niet ijlaats gehad, dan vaardigt de ontvanger een dwangbevel uit, medebrengende het recht van parate executie.

■I. Het dwangbevel wordt beteekend en ten uitvoer gelegd o]) de wijze, bij het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten bejjaald. 5. I.)e beteekening en de tenuitvoerlegging geschieden door ambtenaren der directe belastingen.

6. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan slechts worden geschorst door een verzet, beteekend aan den ontvanger, door wien het dwangbevel is uitgevaardigd.

7. Dit verzet kan niet gegrond zijn op de bew'ering, dat de aangeteekende brief niet ontvangen zoude zijn. 8. Het exploit van verzet houdt in dagvaarding van den ontvanger als vertegenwoordigende den Staat, voor de rechtbank van het arrondissement, waarin het kantoor van den ontvanger is gevestigd.

Xa de dagvaarding wordt de ontvanger als eisclier, de dagvaardende partij als gedaagde beschouwd.

[Wordt vervolgd).

Verschillende Mededeelingen.

Het Autobedrijf der Spoorwegen. We hebben het genoegen gehad van een onderhoud met den Directeur-Generaal dei Nederlandsche S})oorwegen in verband met diens grootsche j)lan, den benzine-niotor in zijn bedrijf te betrekken.

Als altijd, was het onderhoud alleraangenaamst, omdat nu eenmaal een zakenman, die met z’n hart bij het bedrijf is, ijrettig, duidelijk en overtuigend vertelt.

De heer Kalff ziet het vraagstuk breed, 't Is hem niet om doodconcurreeren van den autobusondernemer te doen eh liij erkent gaarne, dat deze ondernemer een nieuwen factor in het verkeer heeft gebracht, elke verkeersonderneming, dus ook de SiJoorwegen, rekening moet houden.

Naar zijn meening heeft men dit niet overal dadelijk begrepen en hij heeft eigenlijk nooit goed die ondernemers kunnen vatten, die naast hun tram ook bussen gingen exjiloiteeren en daarmee hun tram leeg])ompen. Intusschen heeft deze wijze van doen de onmisbaarheid van den benzinemotor wel zeer overtuigend bewezen. Hij ziet dan ook, mits Staat en Provincie den weg goed verzorgen, in de autobus het vervoermiddel der toekomst.