bluffende staaltjes hebben wij hieromtrent beleefd, doch wie eenmaal op zijn quivive is, kan er staat op maken, dat een actieve politieagent of rustig maar beslist optredende fascist uit eigen beweging te hulp snelt, wanneer hij een vreemdeling in een min of meer geanimeerd afrekeningsgesprek ziet met een koetsier, een witkiel e.d.

Dat men zelfs in Rome nog niet veilig is, ondervond een onzer welbereisde, Italiaansch sprekende congresdeelnemers, dien een plaatskaarten-ambtenaar aan liet loket met buitengewone brutaliteit een dertig lire afhandig trachtte te maken!

Was de Vrijdagmorgen weer aan den congresarbeid gewijd, voor den namiddag stond alweer een excursie per extra trein op het programma.. Een uurtje rijden bracht ons naar Tivoli, waar in de beroemde Villa d’Este een openluchtconcert ten beste werd gegeven en dorst en honger gestild konden worden. Het wereldvermaarde park geeft wel een indruk van de weelde, waarin de Romijnsche patriciërs in den ouden tijd leefden. Gebruik

makend van het natuurlijke verval, dat het park vanaf het hoog gelegen paleis bezit, heeft men het water een architectonische functie gegeven en een lustwarande geschapen, waarin de heerschers van den Staat rust konden vinden buiten de muren van het stoffige, drukke Rome en onder de hooge cypressen van de koelte konden ge-

nieten, die een gansche wand van klaterend water, opspuitend uit fontijnen zonder tal, hun schonk en waar zelfs de leuningen der steenen trappen tot beddingen voor kunstmatige beekjes waren gemaakt.

Fig. 3. Tivoli. Villa d'Este. Weg met de honderd fonteinen

En dit alles werd ons weer geboden met volle gulheid en uitstekende regeling die dankbaarheid en bewondering afdwongen.

Doch met het toonen van dit landjuweel waren onze gastheeren blijkbaar nóg niet tevreden; Rome’s badplaats Ostia-Mare moest Zaterdagmiddag bezocht worden en ook die uitgang zal wel niemand berouwd hebben. Vooral niet omdat allereerst een bezoek gebracht werd aan het oude Ostia, dat zoowaar óók weer uit den bodem te voorschijn wordt gehaald. Deze voorstad van Rome, die naar men zegt zelfs ouder is dan de eeuwige stad, heeft tijdperken van groote luister gehad, toen vele duizenden inwoners door den drukken overzeeschen handel tot welstand gebracht, zich in de gunst van de heerschers mochten verheugen. Toen echter een der keizers de stadsrechten aan Ostia ontnam, om die voorrechten elders te verdeden, kwijnde de handel weg en bleven slechts luttele honderden inwoners achter, die ten slotte ook de oude verlaten stad den rug toekeerden eii gebouwen en straten lieten bedelven door het zand, dat van de zeezijde over de resten werd gestoven. En na vele eeuwen was de gansche stad verdwenen ; zij bleef dat ook weer vele eeuwen totdat de belangstelling in de verborgen schatten zich ook hier deed gelden en de opgravingen ter hand werden genomen. Wat thans van Ostia weer te voorschijn is gebracht is voor den toerist naar mijn meening nog interessanter dan Pompei. Hier zijn waarlijk groote, hooge huizen te voorschijn gekomen. Vanaf een hoog stuk ruïne, behoorend tot een groot badhuis, had men een goed overzicht over het marmeren bassin en de gansche mozaïkvloer, waarin prachtige fantastische figuren een voorstelling van een Neptunus op een zegewagen weergaven. Dat deze stad van den handel, ook van overzee, haar welvaart ontleende, daarvan

Fig. 4. Ostia Antica. Theater en het Plein van de Gilden,

legden ook enkele groote gebouwen, importhuizen zou men ze thans noemen, getuigenis af. Groote tijger- en panterfiguren in mozaïk in den vloer van den voorhof ingelegd, zijn nog ongeschonden bewaard en talrijk zijn ook de vazen, die hier te voorschijn gekomen zijn. Rondom het gildenplein, dat ongetwijfeld drukke tijden