Ik had dezen dijk de „oude dijk" kunnen noemen, doch er zijn zoo veel oude dijken in deze streken, dat de naam „Olddijk" me meer gewenscht voorkwam als eigennaam van de eenig bedoelde.

Deze „Olddijk" strekte zich uit op geringen afstand achter Kloosterburen, Pieterburen, Warffum, Uskwerd en Uithuizen, ging vervolgens langs den „Olddijksterweg" naar den Hoorn en Kolhol en maakte bij Godlinze een nagenoeg rechten inspringenden hoek. Bij Hoogwatum werd een scherpe kaap gevormd.

Over dezen dijk hoeft men niet te twisten. Nog overal liggen de onmiskenbare sporen, terwijl ook de kaarten uit dien tijd en er vóór voldoende duidelijk zijn. Het is de oudste dijk, waarvan historisch vaste gegevens bekend zijn (zie de stukken van 1444, 1453, 1458 en 1464).

n e navolgende hoofdstukken zullen deze gegevens nader behandeld worden.

Vervallen in i7i7. Zeer slecht moet de Olddijk geweest zijn; achter ït nuzermeeden, een dorp van 6 km. dijklengte ontstonden in 1717 niet minder dan 20 kolken, benevens eenige kleinere; achter Uithuizen met een dijklengte van slechts 3.5 km. sloegen er niet minder dan 27 grootere met ook eenige kleinere. Alleen in eerstgenoemd dorp verdronken reeds 237 menschen bij dezen vloed. (Outhof blz. 748).

; Schandelijk waren de dijken verwaarloosd. Men had de kwelder achter t Zandt 5500 meter lang laten worden, zonder tot nieuwe indijkingen over te gaan. Dit zou in de i3de eeuw niet voorgekomen zijn !

„In 't algemeen zeer slegte en ellendige dijcken en meestendeel van fatzoen als aarde wallen, aen beyde zijden steyl en boven spits als een outen peert" schrijft Seerat op bladz. 7 van zijn handschrift. De dijk van Watum naar Delfzijl, een dijk zonder voorland nog wel, was slechts 7 a 8 voet hoog: de dijk achter Godlinze en 't Zandt 5 a 6 voet, dus zoo hoog als een volwassen manspersoon.

Ook was er geen eenheid: „de eene dijckpant is veel verschillende van het andere, also een jeder het maakt nae zijn fantacie". Noch orde: „bevond dat langs de dijcken sulcke boose en quaadaardige menschen woonden, die het ïjser uit post ende paalwerck afcapten off zaegden ende het paalwerck verbrandden", (blz. 17). Zoo krijgt men wel een droevig idee van den tijd, die in Holland de gouden tijd genoemd wordt, doch die hier vol twist en tweedracht was. Men had in 400 jaren geen vorderingen gemaakt en tienduizenden menschen en honderdduizenden stuks vee moesten het met hun leven bekoopen.

De 't Zandster dijk. De scherpe inspringende hoek bij Godlinze, waarover zoo juist gesproken werd, is natuurlijk niet in eens aangelegd. Het noordoostelijk gerichte been van dezen hoek is zeer oud, ouder dan het dorp 't Zandt, dat op dezen dijk gebouwd is en dat toch een kerk heeft van ± 1260.