Acadië was een betwist gebied, waar behalve Franse ook zeer vele kooplieden en vissers uit Nieuw-Engeland hun geluk beproefden. Op hun aandrang vooral werd Acadië — het Amerikaanse Elzas Lotharingen genoemd — meermalen veroverd en weer teruggegeven. Blijvend ging het evenwel met New Foundland en het Hudsonbaaigebied bij de vrede van Utrecht in 1713 verloren.

De bevolking — toujours fidéle et toujours sacrifiée — wenste ook thans Frankrijk trouw te blijven en uit te wijken naar Frans gebleven gebied. Er waren echter geen schepen beschikbaar: noch de Franse noch de Engelse regering haastte zich. Eerst de gespannen toestand welke er tussen Fransen en Engelsen ontstond toen eerstgenoemden de Ohio-vallei bezetten, leidde tot krasse maatregelen. Nieuw-Engeland eiste de deportatie van alle Fransen uit Acadië. De nederlaag die de Engelsen in de Ohio-vallei in 1755 onder generaal Braddock leden, bracht hen tot een misdaad tegen de Acadiërs: hun wegvoering en verspreiding over de verschillende Amerikaanse koloniën, waarbij mannen van hun vrouwen en kinderen van hun ouders werden gescheiden. Alle eigendommen werden verbeurd verklaard, de dorpen in brand gestoken, de bevolking aldus tot de bedelstaf gebracht. Een reeks van misdaden, die met de concentratiekampen in de Boerenoorlog zijn te vergelijken. Misdaden, aan de vergetelheid ontrukt in Longfellow's ,Evangeline', welk gedicht ook in het Frans is vertaald en op alle Franse scholen in Canada nog trouw wordt gelezen tot ergernis der Engelsen, die het in 1923 op de index wensten te plaatsen 15) !

Op dit .Grand Dérangement' waarbij van de 14 000 Acadiens er 7 000 werden weggevoerd — 4 000 hadden er zich op de Frans gebleven eilanden Cap Breton en He St. Jean, nu Prins Eduard Eiland geheten, gevestigd en 3 000 waren in de bossen gevlucht — volgde de grote débacle: de verovering van Quebec en Montreal en de daarop volgende vrede van Parijs in 1763, waarbij Frankrijk afstand deed van al zijn bezittingen in Amerika met uitzondering van de nabij New Foundland gelegen eilandjes St. Pierre en Miquelou, welke het nog tegenwoordig bezit. De Frans-Canadezen zouden niet mogen worden gedeporteerd, ook hun godsdienst mochten zij behouden.

In totaal waren aldus 65 000 Fransen Britse onderdanen geworden, een betrekkelijk gering getal, zodat een ieder meende dat zij op de duur wel geheel door de Britten zouden worden verdrongen. Tal van Engelse en Schotse avonturiers stroomden dan ook Canada binnen, gelijk eerder reeds in Acadië. In Montreal bv. vestigden zich evenals in Acadië, sedert blijvend Nieuw-Schotland geheten, tal van Schotten die zich. concurrerend met de Hudson Bay Company, op de pelshandel toelegden. Uiteraard bleven conflicten met de Franse bewoners niet uit. Eerst het dreigend gevaar, dat in de Amerikaanse vrijheidsoorlog deze koloniale Fransen de zijde der Amerikanen zouden kiezen, maakte het Britse bestuur soepeler. Had men aanvankelijk in

15) Lauvrière, E., t.a.p. 4, II, pag. 279.