ven; kerkgeschiedenis; in het vierde jaar: speculatieve en moraalphilosophie; Hebreeuwsch, benevens Chaldeeuwsch en Syrisch; de Septuagint; de Synonymen van het Nieuwe Testament, inet kritische oefeningen; dogmatische theologie; in het vijfde jaar: bijbellezingen in het oorspronkelijke; de Septuagint benevens de Vulgaat en de Syrische overzettingen, met kritische proeven; lezing van stukken uit de kerkvaders en de Targums; preek- en herderlijk werk.

liet studieplan voor de ministeriële studenten in Regent s1'ark-College omvatte, volgens het \ erslag van het vorige jaar, het navolgende voor de vakken van geleerde taalkunde en van theologie.

[n het Grieksch werd een begin gemaakt met Kühiier s Spraakleer, waarna men overging tot Xenophoii's Anabasis en de Memorabilia, terwijl men eindigde met Sophocles Antigoné en met stukken uit Thucydides.

In het Latijn werden behandeld Ovidius Meiam.; het derde boek van Tacitus Histor.; Terentius Phormio en de tweede Philippica van Cicero.

In het Hoogduitsch: de beginselen der taal; prozastukken; Goethe's Iphigenia en Schillers Jungfrau von Orleans.

In het Hebreeuwsch: de Spraakleer; het boek Joua; stukken van Genesis en liet geheele boek Job.

In het Syrisch bestudeerden twee studenten Uhlemann s Spraakleer en vertaalden uit de Peschito de twee brieven aan Timotheus; en in de patristische literatuur het leven van Epliraëm Syrus, benevens eenige zijner oden. De beroemde kenner en beoefenaar der Syrische literatuur, C ureton, canon (domheer) van Westminster, bestuurde het examen voor deze vakken.