moeten wij daarom een benaderde waarde zien, veroorzaakt door de zucht, een rond getal roeden daarvoor te geven. Had men haar in overeenstemming met onze vorige gegevens: i Duitsche mijl 7>4km willen brengen, dan zou men hebben moeten zeggen: i Duitsche mijl = bijna 1964,5 Rijnlandsche roeden.

Dat men het met de absolute waarde van de Duitsche mijl niet al te nauw nam, blijkt wel hieruit, dat Nicolaas Visschei 1) op zijn kaart „Comitatus Zelandiae novissima delineatio" (ca. 1652) zonder eenig bezwaar de lengte van de Duitsche mijl gelijk stelt aan 2000 Blooische (Walcherensche) roeden, hoewel volgens Eversdijck 993 Blooische roeden gelijk waren aan 950 Rijnlandsche. De waarde

9. 1 Duitsche mijl = 2000 Blooische roeden maakt de mijl weder kleiner dan 7,4 km.

Nog onnauwkeuriger was Schotanus2), die op zijne kaarten van de Friesche gemeenten zegt, dat 2000 koningsroeden een „gemeene Duytze Myl maken van 15 in een graad".

10. 1 Duitsche mijl = 2000 Friesche koningsroeden.

De Friesche koningsroede was echter volgens Sems en Dou3) in 1600 1,042 maal de Leytsche roede (dit is de Rijnlandsche). Geven wij aan de Friesche koningsroede met Staring4) een lengte van 3,91278 m, dan was dus volgens deze bepaling, de lengte van de Duitsche mijl naar Schotanus niet minder dan 7,82556 km, dus aanmerkelijk te groot.

Wel bracht S n e 11 i u s de lengte van de Duitsche mijl terug tot 1900 Rijnlandsche roeden, dus tot 7,1478 km (naar de voetmaat van D. Angelocrator), maar nog lang na hem bleef de oorspronkelijke waarde van 2000 Rijnlandsche roeden in gebruik. Trouwens, de oude waarde van 2000 Rijnlandsche roeden was dichter bij de waarheid: 1 Duitsche mijl = 1h5 graad, dan de nieuwe waarde van Snellius.

Ten overvloede moge er hier nog eens aan worden herinnerd, dat men, door de Duitsche mijl te stellen op 2000 Rijnlandsche roeden en op i/15 graad, een vrij goed, zij het ook iets te groot, denkbeeld had van de grootte der aarde. In Nederland nam men in de 16de eeuw dus de aarde niet veel te klein aan, zooals veelal wordt beweerd, maar zelfs iets te groot. Ook blijkt uit deze Nederlandsche gegevens, dat de meening van Herniann W agner®), dat de Duitsche mijl in den loop van de zestiende en zeventiende eeuw voortdurend in grootte toenam, tot zij de lengte van 7,4 km bereikte, onjuist is.

1) Comitatus Zelandiae novissima delineatis per Nicolaum Visscher. Gedrukte kaart van c. 1652. Zie: C. de Waard, Inventaris 1916 no. 38.

2) Uitbeeldinge der Heerlijkheit Friesland. Zoo in t algemeen als in haare 30 byzondere Grietenyen Door Dr. Brn. Schotanus a Sterringa. Uitgegeven door Frangois Halma, 1718.

3) Johan Sems ende jan Pietersz. Dou. Practijck des landmeters, en van het ghebruyck der geometrische instrumenten, leerende... caerten te maecken... Amsterdam, z. jr. (1600). _ . _

4) W. C. H. Staring. Maten, Gewichten en Munten. Vierde Druk. Bewerkt door R. W. van Wieringen. Schoonhoven (1902).

5) H. Wagner. Zur Geschichte der Seemeile. Annalen der Hydrographie und Maritimen Meteorologie (Jahrg. XLI) S. 446. (1913)-