rr aen gliebonden sal sijnP" Dit een en ander bewijst genoegzaam, dat de confessie van de ïties, al stond zij ook bij een deel der gemeente zeer hoog aangeschreven, toch nooit algemeen erkend is als de belijdenis der vVaterlandsche Doopsgezinden.

Maar terwijl de gemeente der Bevredigden door de opneming der Engelsche broederen haar ledental had zien toenemen, had zij van eene andere zijde eenige leden verloren door de afscheiding van een deel der Hoogduitschen, die Lenaert Clock zeer hoog schatteden. Deze leeraar, die sedert eenigen tijd gestrenger was geworden in zijne gevoelens omtrent den ban en de mijding der buitengetrouwden, had reeds in het jaar 1608 eenig geschil gehad met de overige broederen; althans er zijn nog brieven aanwezig, waarin gesproken wordt van eene reis van de llies en drie andere dienaren van Amsterdam naar Haarlem, den gden September 1608 ondernomen ter bevrediging van Lenaert Clock en de gemeente, welke reis evenwel niet de gewenschte uitwerking had. Den 6den September 1611 namen de Nederlandsche leeraren, te Amsterdam vergadeid, eendragtelijk het besluit om bij de uitoefening van den ban met omzigtigheid en zachtheid te werk te gaan ). Deze stap mishaagde zeer aan diegenen van de Hoogduit schen, welke den strengen ban voorstonden, en bovendien reeds met het meerendeel der gemeenteleden oneenig waren omtrent het leerstuk der menschwording Christi, dat zij scherper bepaald wenschten te zien, en omtrent den doop, in de Gereformeerde kerk aan bejaarden toegediend,

*) Cf. Maatscboen's Aanhangsel op Schyn, p. 159.