1. Toen mijns levens morgenzon (Psalm 151).

2. Hoe komt ons 't godlijk licht bestralen.

3. Waak op, waak op, o Christenschaar.

4. Hoe groot de vruchten zijn.

5. Wie vaart daar heen, zoo snel omhoog.

6. Wie zit in glorierijken stand.

7. o Jezus grootste Heer gekroonde Zoon.

8. o Christen wilt gij zeker gaan.

9. Als Jezus uit het graf zeeghaftig was verrezen.

10- o God! maak hen, die hier uw naam.

11. Dat God een geest is leert ons 't woord.

12. Naar binnen ziel! de tijd, de zaak en God.

18. Wie kan het tafereel van Christus kruis.

14. Hoe zal zich nu de ziel en 't nederig gemoed.

15. o Jezus! o waar rukt de liefde.

16. o Jezus! waarde Heer!

17. 't Hart door uwe liefde ontsteken.

18. o Middelaar! o Jezus! 'sVaders Zoon!

19. Indien de hoop en 't vurige verlangen.

Het lste lied is .van Corn. van Eeken; het 6de van J. Verlaan; het 7de van J. Breedenburg; het 12de van P. van Vlooten; het 13de 14de 18de en 19de van J. Oudaen; het 15de van Adr. Spinniker; het 16de en 17de van R. Rooleeuw.

Toen in Dec. 1759 het kunstgenootschap Laus Beo salus populo een voortreffelijke berijming der psalmen voltooid en uitgegeven had, was de Amsterdamsche gemeente van de Zon de eerste, die haar voor kerkgebruik invoerde. Geen wonder! nog altijd zong ze op Datheenschen trant en zuchtte sedert lang naar verbetering. Maar ze deed meer. Bij de