tenlang ziet liggen op de harde banken der vuile langzame treinen. Maar gehardheid en gebrek aan pretentie zijn nog niet voldoende om aan dit leven een zekere charme te verkenen. De Turken zijn ook trouwe aanhankelijke kameraden. Europeanen en vooral Balkaneezen die lang in Turkije geleefd hebben, verklaren een Turkschen vriend voor heel wat meer steun in het leven, dan zij dat in eigen omgeving gewend zijn. En dank zij diezelfde trouw en datzelfde fatalisme zijn de Turken toegewijde volgelingen voor wie eenmaal hun vertrouwen gewonnen heeft, zooals dat in het groot het laatst in het gevoel voor Kemal Pascha tot uiting is gekomen. Natuurlijk zijn zij daarmede even onverschillig en ruw ten opzichte van hun tegenstanders en harde, weinig toegankelijke meesters. Gewoon, niet het eigen lot in handen te nemen, maar den gang der dingen te volgen, zijn verder de Turken naar onze maatstaven weinig op hun persoonlijk voordeel bedacht, niet bedriegelijk, maar integendeel — en in scherpe tegenstelling niet alleen tot verschillende hunner buurvolken, tot Grieken, Armeniërs, Syriërs, maar ook tot menig Westeuropeesch cultuurvolk — buitengewoon betrouwbaar, in het minst geen handelaars.

Als onveranderd en onveranderlijk soldatenvolk is het dat de Turken zoo lang over vele vreemde gebieden en nog heden over Armenië en de Grieksche deelen van Tracië meester hebben kunnen blijven: omdat zij innerlijk vreemd en gesloten tegenover de bevolking zijn blijven staan, met dat greintje verachting dat de meest verloopen en verarmde soldaat nog altijd gevoelt tegenover den welvarenden koopman: een eigen kaste van ambtenaren en politiemannen, wier kracht minder in hun organisatorisch vermogen dan wel in hun militaire deugden bestaat. Als een vreemde macht is de langzame zware arm van den Turk zoodoende op de onderworpenen blijven lasten en het is voor ons gevoel onbegrijpelijk dat de haat dezer laatsten jegens hem niet grooter is dan hij in werkelijkheid is.

Uiteraard zijn het bij een dergelijk volk niet de meest eigenaardigen en volgens zijn volksche moraal niet de besten geweest, die desondanks vreemde cultuur in zich hebben opgenomen. De sterk vereuropeeschte hoogere klassen van het Turksche „ancien régime waren inderdaad van hun eigen volk vervreemd, meer ontaard dan beschaafd, en de hervorming van Kemal beteekende werkelijk in de eerste plaats een zeer bewuste terugkeer tot de meer innerlijke maatstaven van den eigen Turkschen aard, ondanks al het uiterlijk moderne en Europeesche dat ze met zich moest brengen, om dezen in de wereld te kunnen handhaven. Zooals wij later nog hopen aan te toonen, is het minder de voorkeur voor den modernistischen en nagebootst-Westerschen inhoud van Kemal's economie, dan wel de neiging tot het typisch Tartaarsche systeem zijner heerschappij en bovenal tot den geliefden leider zelf geweest, die zijn volk hem heeft doen volgen in goed en kwaad.

In dit volgen in goed en kwaad, in de trouw waarmede harde en wreede opdrachten worden ten uitvoer gebracht, ligt wederom een zekere amoreele deugd besloten, een groote mate van vrijheid vooral,