kaarten aangebracht met een uitvoerigheid welke, volgens den schrijver van genoemd artikel, niet altijd meer in overeenstemming mag heeten met derzelver werkelijke beteekenis voor de hedendaagsche maatschappij. Wel pleegt men in atlassen en op bijzondere wandkaarten aandacht te schenken aan de groote scheepvaartwegen over zee en over de rivieren, doch de belangrijke landwegen, die in de laatste jaren in steeds toenemende mate worden aangelegd, blijven doorgaans onvermeld. Aan de aardrijkskundigen, kartografen en uitgevers wordt in overweging gegeven om wat meer soberheid te betrachten ten aanzien van hetgeen inmiddels op den achtergrond is geraakt, teneinde aldus meer plaats te kunnen inruimen voor de autoverkeerswegen. Zulks, zoo betoogt genoemd artikel, tot voordeel der levende beteekenis van het aan de samenleving ter beschikking gestelde kaartenmateriaal.

(Publicaties van de Algemeene Nederlandsche

Verkeersfederatie van October 1940)

De emigratie van Javanen naar de Buitengewesten (Zie dit Tijdschrift, 1937, blz. 866). — Bij het zoeken naar een oplossing voor het Javaansche bevolkingsprobleem dient naast de pogingen tot industrialisatie de emigratie genoemd te worden. Voor zoover de landverhuizing van de Javanen naar de Buitengewesten geleid wordt, kan men twee vormen van emigratie onderscheiden: i°. De landbouwemigratie of kolonisatie, waarbij niet alleen Java's overbevolkte gebieden worden ontlast, maar tevens schaars bevolkte streken der Buitengewesten tot bloei worden gebracht. Hierbij wordt dus aan de emigranten de gelegenheid geboden ergens in de Buitengewesten een nieuw eigen landbouwbedrijf te vestigen. 20. De arbeids- of koelieemigratie, die het resultaat is van de economische ontwikkeling in de Buitengewesten zelf en aldaar het tekort aan werkkrachten in den mijnbouw of in de cultures aanvult. Dikwijls leidt ook deze tweede vorm van emigratie op den duur tot kolonisatie.

Koelie-emigratie. Voor dezen vorm heeft vrijwel uitsluitend Sumatra als land van bestemming gediend en wel in het bijzonder Sumatra s Oostkust en in mindere mate Atjeh en Onderhoorigheden en ZuidSumatra. Van de overige in aanmerking komende gebieden is de Westerafdeeling van Borneo het voornaamste. In de periode I9ii/'3i werden 934000 mannelijke en vrouwelijke werklieden van Java voor de Buitengewesten geworven, waarvan 475 000 in den loop der jaren naar Java terugkeerden.

Op 31 December 1936 bedroeg het aantal mannelijke en vrouwelijke Javaansche koelies in het Gouvernement Oostkust van Sumatra 177 717, in Atjeh en O. 11 378 en elders in Sumatra te zamen met de Westerafdeeling van Borneo 51 223.

Landbouwemigratie. De gebieden waarheen het Gouvernement landbouwers koloniseerde zijn de residenties Lampoengsche Districten, Benkoeien, Palembang, Zuid-Celebes, de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo en Nieuw Guinea.