al komt het hartje van de binnenstad nog heden ten dage nagenoeg overeen met de uitgestrektheid der Romeinsche nederzetting30). In beide gevallen zien wij voorbeelden van een heterogene structuur, terwijl in de overige steden van Nederland (ook in Nijmegen!) de middeleeuwsche ontwikkeling een homogenen grondslag heeft opgeleverd.

Onder de meer belangrijke steden van Nederland zijn er ook betrekkelijk weinig, die uit een ouden burcht, dus uit een sterkte van germaansche afkomst, zijn ontwikkeld. Een verrassend groot aantal plaatsen waar zulke burchten hebben bestaan zijn of zeer klein gebleven of hebben zelfs nooit het zuiver plattelandsche karakter verloren. Huizinga heeft in een even aantrekkelijke als belangrijke studie31) de aandacht gevestigd op de verschillende „burg"-plaatsen op Walcheren waar de gesloten kring der voormalige sterkte nog nagenoeg overal vrij duidelijk valt te herkennen, bij alle van ongeveer overeenkomstige grootte en dus ook alle blijkbaar aangelegd volgens een overeenkomstigen regel. Slechts Middelburg heeft van deze plaatsen de beteekenis van een belangrijke stad verkregen. En toch is de Burg van Middelburg een volmaakt analogon van het oudste gedeelte van Zutfen (tusschen den IJsel en de lijn der tegenwoordige marktpleinen), maar ook van een vrij groot aantal der kleine, en steeds klein gebleven, stadjes in het oosten van het land (Delden of Oldenzaal, Enschede of Deutekom enz.). Twente en de Graafschap zijn bezaaid met deze kleine steunpunten van handel en verkeer, die besloten zijn binnen den kring van een nauwe ommuring, dikwijls wellicht de opvolgster van een vrij primitieve houten versterking, waaraan de benaming „hagen" nog veelal herinnert.

In dit verband moet aan Leiden een afzonderlijke beteekenis worden toegekend32). Wij zien hier in de oudste stad drie verschillende bestanddeelen naast elkaar: de Breestraat langs den Rijndijk, denkelijk een stuk van den Romeinschen straatweg langs den Rijn naar de kust, verder de bekende oude „Burcht" tusschen den driesprong waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenstroomen, en buitendien nog een afzonderlijk gedeelte, gelegen tusschen het Rapenburg en de Langebrug, ongeveer een vierkant met een verdacht regelmatigen aanleg, beheerscht door de St. Pieterskerk en gekenmerkt door de ligging van het 's-Gravenhof in het midden van dit vierkant. De ouderdom van den Burcht is door de opgravingen nauwkeurig bepaald: deze is hoogstens uit den Frankischen tijd. Dat er ook Romeinsche vondsten

30) Het eigenaardige, tot op het einde der 18e eeuw gehandhaafde condominium van den hertog van Brabant en den bisschop van Luik is niet tot uitdrukking gekomen in den plattegrond van Maastricht. — Zie overigens den plattegrond (door Jhr. E. van Nispen tot Sevenaer) in „De monumenten in de gemeente Maastricht" (uitg. Monumentenzorg), aflevering 1, 1926, plaat III (bij pag. 50/51), alsmede mijn opmerkingen in Tijdschr. Econ. Geogr. XXIX, 1938, pag. 86 e.v..

31) Huizinga, J., Burg en Kerspel in Walcheren. Meded. Kon. Akad. v. Wetensch., afd. Letterkunde, deel 80, serie B, 1934, pag. 27 e.v..

32) Histor. Tijdschr. 1940, pag. 64 e.v..