III. HET LENGTEPROFIEL VAN DE LAAGLANDRIVIER Evenwichtsvoorwaarden

Evenals voor het dwarsprofiel zullen wij voor het lengteproijiel van een rivier gebruik maken van stabiliteitsvoorwaarden om na te gaan, welke vormveranderingen dit profiel moet ondergaan om onder de gegeven omstandigheden een maximum aan stabiliteit te verkrijgen.

Voor de verklaring van de morfologie van de rivier in haar geheel kan men uitgaan van twee grootheden, die men onder bepaalde uiterlijke omstandigheden en op een bepaald tijdstip als invariabel en gegeven mag aannemen. Een er van is de jaarlijksche afvoer aan watermassa, bepaald door klimaat, bodemgesteldheid en oppervlakte van het stroomgebied; de andere gegeven grootheid wordt voorgesteld door het bodemreliëf, gevormd door vroegere of thans nog werkzame tectonische bodembewegingen. Dit reliëf bepaalt in eerste instantie het verhang van een rivier.

Het verband tusschen het verhang en de andere hydraulische grootheden in den toestand van evenwicht ontleenen wij wederom aan Lacey (1934)-

Voor de betrekking tusschen verhang J en den hydrauhschen straal R berekende deze

J = 349.68. io-6. )

(indien R in meters wordt uitgedrukt wordt de. formule / (7a) J = 1,9 . ICT4 . R-'/a). )

Dit vormt een bevestiging van de formule van Lindley

J ]/R = constante. (7b)

Volgens vergelijking (1) geldt

V

—== = constante,

V fR

zoodat in verband met (7b)

- ^ = constante, d.w.z. V : : YLL, (8)

VT J

of in woorden : de stroomsnelheid is, bij constanten siltfactor, omgekeerd evenredig met het verhang.

Omdat volgens betrekking (3) ook

Of2 V0

"Y«= constante, of (9a)

geldt verder in verband met (8) :

01° ! M

-y- = constante, d.w.z. J : : qï/T' ^ '