de pa pararoekan, de plek waar het offerfeest zou worden gehouden. Op het feestterrein aangekomen werd het ei gehalveerd en in elke oogholte een half ei gestopt. Op den schedel en op de hoofden van de aanwezigen werd wat rijst gesmeerd. Het offerfeest had nu zijn gewone verloop, na beëindiging waarvan de kop naar de woning werd gedragen en daar een plaats kreeg boven den haard. Verder werd er niets meer mee gedaan. Door al deze plechtigheden was de nieuwe tobara' in zijn ambt bevestigd, en droeg hij den titel van tobara' manoke' of tobara' patoke'.

Gaan wij nu na wat er met den kop geschiedde bij de T o Lerao. Hier werd het hoofd gebracht in het huis van het dorpshoofd (tomakaka), den landbouwpriester (siadja), of den leider van den tocht (pongkaloe), al naar gelang van de bedoeling waarmee de kop was gehaald. De drie genoemde functionarissen hadden ieder een trom in hun woning, waarop bij de feestelijkheden voor den kop herhaaldelijk werd geslagen; het hoofd werd bij de trom opgehangen. Het teest dat nu gevierd werd heette mabelo, en duurde verscheiden nachten, waarop dansen (pabeloan) werden uitgevoerd. Op den laatsten dag, waarop aan de feestelijkheid een einde werd gemaakt (dit heet ma'tantang „er van scheiden"), werden een of meer buffels, varkens, honden en hoenders geslacht. Van den daarvan aangerichten maaltijd kregen de leider van den tocht (pongkaloe) en de mannen die er aan deelgenomen hadden, een bijzonder aandeel. Een stuk van den scalp en van den schedel werden met franje van kokosbladeren versierd en aan een bamboestaak van circa twee vadem lengte opgehangen. Deze staak heet bala'ba' 5), en wordt bij de dorpssteenen (laso batoe) in den grond gestoken. Een hoen wordt daarbij geslacht, waarvan het bloed aan bamboe en steen wordt gestreken. Na afloop van het feest wordt deze bamboe gebonden aan een van de palen aan den noordkant van het huis, van waaruit het feest is geregeld.

Bij de T o Seko wordt met de taats van de speer een gat in den schedel gestooten; dan wordt hij gerookt en schoongemaakt. De To Seko schijnen in navolging van de Oost-Toradja's meer waarde aan den scalp te hebben gehecht; in elk geval spaarden ze dien en werd hij zonder meer bij den kop opgehangen. Daarna werd feest gevierd, u aai vooi alle gezinnen varkens bijdroegen. Weer een dag later had het mangkamanoeki plaats. Hiervoor moest een buffel worden geslacht, met welks bloed de handen der krijgers werden aangestreken. Van den maaltijd die van het vleesch werd aangericht, werden aan de kiijgers bijzondere porties uitgedeeld. De kop werd nu voorloopig in het huis van den pongkaloe aan het dak opgehangen, en men ging gewoon door met zijn werkzaamheden op den akker, 's Avonds kwam men samen in het huis van den Tobara' om te zingen (morere).

5) ala ba, (zie lae-wdbk op ba'ba') is een blad van den suikerpalm, welks nerven in elkaar zijn gekronkeld; het wordt op het waro-feest aan een stok bevestigd en op het la'pa'-feest aan een bamboestengel, die met de bladeren er aan in den grond wordt gestoken.