de „permoelaan tanah , van welk permoelaan naar mij wil voorkomen Ptolemaeus' Perimula en Sinus Perimulicus afkomstig is9). Om Rangka en Balitoeng heen varende zagen de zeevaarders de kust westwaarts terug wijken, als het ware een inham vormende; hier was de Perimulicus-golf, ten Zuiden van den Magnus Sinus zooals de kaarten van Marinus van Tyrus en Ptolemaeus aangeven.

De latere doorvaarten tusschen de Selat-eilanden. Singapore en Malaka

Met het ontstaan van doorvaarten tusschen de Selat-eilandert en in het bijzonder van Straat Singapore (vermoedelijk is dit de eerste doorbraak geweest) houdt verband de opkomst van Singapore ên Malaka, het eerste niet eerder dan omstreeks het midden der XlVe eeuw, het tweede omstreeks het jaar 1400.

Als oude naam van Singapore wordt in de Sedjarah Melajoe vermeld Tumasik, met welke identificatie Kern en Rouffaer zich vereenigen. Op de Chineesche kaart Wu-pei-pi-shu, waarschijnlijk teruggaande op die van Fei Hsin (1430), gepubliceerd door Philips (zie noot 3) komt dit Singapore-Tumasik voor als Tan-ma-seih.

Het rijk Malaka was vóór ongeveer 1400 niet bekend, tenzij men Malak, eU^o bij Yaküt (1179-1239) en Melk of Melke (Mellec) bij John Mandeville (f 1372), voor Malaka houden wil.

In de Ying yai sheng lan van Ma Huan (1432) wordt van Manla-kia (= Malaka) gezegd dat de oude naam was Wu-hsü. (de vijf eilandjes vóór de Malaka-kust) waar op een dezer eilandjes Poelau Besar, de marktplaats \iu-mên bekend was. Het land was onder heerschappij van Hsien-lo (Siam) en werd bestuurd door een hoofd. In 1409 bracht Cheng Ho een keizerlijke order van China waarbij de

Djambi. Immers lag volgens Van Linschoten „het Eylandt Pulo Varella recht teghensover eenen hoeck van 't landt van Sumatra ghenoemt Tanjonbon" (dat is het huidige Tandjoeng1 Djaboeng aan den mond (Koeala Berhak) der Batanghari; plaat 4). Volgens de Djambische overlevering is Berhala de bakermat van het Djambische vorstengeslacht en het was ook weer bij T. Djaboeng dat de Datoek van Berhala, na met de dochter van Demang Lebar Daoen van Palembang gehuwd te zijn, zich vestigde en er een stad bouwde (Wellan, Het eiland Berhala). Dit wijst er wel op dat men het Lanka, Langga of Lang-ga-su (-ka) zoeken moet op Berhala, dat toen Oedjoeng Tanah was. Het is zeer (goed mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat na de verbrokkeling in eilanden van de landtong, Djohore Oedjoeng Tanah geworden is, omdat dit toen de punt was waar het Achter-Indische vasteland begon. De Portugeezen plaatsen hier althans hun Ungentana, en Eredia noemt de kust van Malaka Vjontana = Oedjoeng Tanah. In de Kot Monthïeraban van Siam was in 1360 Ujong Tanah een der zuidelijke schatplichtige staten; de ligging; wordt er echter niet precies in aangegeven.

9) De veronderstelling is dikwijls geopperd dat vele der namen door de oude geschiedschrijvers gebezigd voor de plaatsen in het Verre Oosten via de Maleiers (die de kustvaart in den Archipel, langs het schiereiland tot in Siam en Kambodja bedreven) tot hen gekomen zijn. Ook Ptolemaeus' Perimula kan derhalve oorspronkelijk een Maleisch woord zijn geweest.