grootendeels in het bergland en daar werkt de mensch steeds meer destructief dan opbouwend. Wanneer diezelfde menschheid, die geholpen door haar vee, den verweeringsbodem van de rotsen af trapt en af krabt, den grond echter beneden in de vlakten weer weet op te vangen en zich ten nutte te maken, dan kunnen wij ook daar weer

eenigszins vrede mede hebben.

In elk geval is wel duidelijk, dat èn de natuur èn de mensch den gevormden bodem nergens met rust laten; rustige eindpunten worden niet bereikt; de processen van vorming en vervorming gaan eindeloos door; zoodat ik mag eindigen met de paradox: het eenige bestendigd aan den bodem is zijn veranderlijkheid!

BODEMVORMING IN NEDERLAND UIT JONGE ZEE-AFZETTINGEN

DOOR

Dr. A. J. ZUUR

Hiervóór is door prof. Mohr een algemeen overzicht gegeven over de wijze, waarop een bodem ontstaat, en over de veranderingen, die deze daarna ondergaat. De taak van de derde inleiding is nu, dit proces aan de hand van een Nederlandsch voorbeeld meer in details te behandelen; dus de vorming en vervorming van een bodem in het gematigde humiede Nederlandsche zeeklimaat te bespreken.

Zooals haast vanzelf spreekt, is hiervoor de vorming van een marlenen kleigrond uit slik gekozen. Immers bij deze grondsoort kan vrijwel stap voor stap nagegaan worden, hoe zich uit het door de zee aangevoerde slik langzamerhand een bodem vormt, en welke veranderingen deze bodem in den loop der eeuwen ondergaat. De vorming van mariene gronden uit slik is het beste bestudeerd aan de kusten van den Dollard. De namen van Stratingh en Venema, van Bemmelen, Hissink en Maschhaupt zijn aan deze studie verbonden; in de laatste jaren gaven Edelman en Oosting bovendien nog enkele beschrijvingen van profielen van den Dollardpolder. Aan hun aller werk, in het bijzonder aan dat van Hissink, die aan de bodemvorming bij den Dollard een zeer uitvoerige studie wijdde, is dan ook het materiaal voor deze inleiding ontleend.

De Dollard is een oude landstreek in het Noordoosten van de provincie Groningen, waar in den loop van de Middeleeuwen (ongeveer van 1300—1500) de zee is ingebroken. De bodem bestond er overwegend uit veen, dat over groote terreinen tot aanmerkelijke diepte werd weggeslagen. Er ontstond daardoor een groote tweekommige zeeboezem; daarnaast werden nog uitgestrekte terreinen voor korteren of langeren tijd overstroomd en door het meegevoerde zeeslib in