m, overigens werden op den geheelen vaarweg tusschen de Duitsche grens en Rotterdam geen kleinere diepten dan 3 m en beneden Zaltbommel geen kleinere dan 3.65 m aangetroffen. Op den Neder-Rijn tusschen Arnhem en Rhenen werd een kleinste diepte van 1.28 m, op den IJsel tusschen Westervoort en Doesburg van 1.60 m gepeild. Onderhoudsbaggerwerken waren op deze rivieren niet noodig. Wel werden met het oogmerk van zandwinning weder groote hoeveelheden zand weggebaggerd en wel op de Waal 367000 m3, op de BovenMerwede 434000 m3, op den Neder-Rijn en de Lek 373000 m3 en op den IJsel 459000 m3. Hiervan werd bijna de helft met den hijschbeugel gebaggerd. Teneinde de rivieren in goeden toestand te houden, wordt er bij het geven van vergunningen tot zandbaggeren zooveel mogelijk naar gestreefd om de weggebaggerde hoeveelheden in overeenstemming te houden met die van het door de bovenrivier aangevoerde zand. In den bovenmond van de Noord moest, om aanzanding te voorkomen, voortdurend worden gezogen. Hier werd in den loop van het jaar 45 000 m3 opgeruimd. Bovendien werd bij den Ruigenhilpolder de rivier verbreed en verdiept.

Op het gekanaliseerde gedeelte van de Maas, boven de stuw te Borgharen en beneden Maasbracht, was de scheepvaart het geheele jaar mogelijk tengevolge van de werking van de stuwen. Wegens hoog water op de rivier waren geopend de stuw te Linne gedurende 43, die te Roermond gedurende 74, die te Belfeld gedurende 90, die té bambeek gedurende 98, die te Grave gedurende 132 en die te Lith gedurende 91 dagen. De minste gepeilde diepte op de gekanaliseerde rivier bedroeg 2.65 m, welke voorkwam in het rivierpand tusschen Roermond en Belfeld. Op de open rivier beneden Lith werd in de vaargeul geen kleinere diepte dan 3.90 m aangetroffen. In het riviervak boven Grave werd krachtens vergunningen 882000 m3 zand en grind uit de rivier gebaggerd, tusschen Grave en den mond van de Donge 2 089 000 m3, uit de Amer 277 000 m3 en uit het Hollandsch Diep 837000 m3 zand.

Met een verlegging van de Maas bij Wessem tot afsnijding van een scherpe rivierbocht en verlenging van de voorhaven van de sluis te Maasbracht werd begonnen. In werkverschaffing werd hier de bovengrond afgegraven.

Dé verbeteringswerken van de Maas beneden Grave werden voortgezet. Voor wegenaanleg werd nog 616000 m3 zand uit de rivier verwijderd. De bochtafsnijdingen bij Lith en bij Maasbommel en Megen kwamen gereed en met die bij Neerloon en Balgoy werd begonnen Talrijke ontgravingen voor de verlaging van de uiterwaarden werden weder in werkverschaffing uitgevoerd. In het verslagjaar werd op deze wijze 1 843 000 m3 grond verzet.

De toestand van den Rotterdamschen Waterweg bleef gunstig. De minste gepeilde diepte onder M.E. bedroeg beneden Rotterdam 103 dm, in den mond werd in de 120 m breede vaargeul ter weerszijden van de lijn der geleidelichten geen mindere diepte dan 102 dm onder L.W. (0.94 m — N.A.P.) aangetroffen. Het door de semaphore te