naar een landstreek toe wil gaan, wordt ze als uitgestorven afgeschilderd, wel wetende dat het er om te doen is. menschen op te sporen. Behalve Kigimoajakigi ging een vijfentwintigtal Djonggoenoe's uit Koegapa mee, welk aantal echter langzamerhand schijnt te zijn toegenomen, want pastoor Tillemans, die begin Maart te Koegapa vertoefde, vertelde, dat toen slechts een tiental Djoenggoenoe's thuis waren; de overigen waren met de ā€˛toean merah-merah meegegaan naar Kemandora, zoo deelde men hem mede.

Eenige dagen na vertrek uit Koegapa ontmoette men te Arandora Zalegigi, den gids van dr. Cator. Hij sloot zich op verzoek van den leider bij de expeditie aan en heeft veel tot het slagen daarvan bijgedragen. Niet alleen, dat hij de bezochte streken door en door kende, maar zijn bemiddeling bij de aanrakingen met de bevolking is van groot nut geweest. Door zijn verblijf van drie maanden te Fakfak kende hij reeds een vrij groot aantal Maleische woorden, en bovendien begreep hij eerder dan de andere Djonggoenoe's wat wij bedoelden, als onze kennis van de taal te kort schoot.

In zijn verslag heeft De Bruyn meestal de Moni-namen van rivieren en dalen vermeld, omdat hij ze verkreeg van de Djonggoenoegidsen; waar hij de Ekagi-namen kon te weten komen, heeft hij ook deze genoteerd.

De opgegeven hoogten zijn volgens de niet gecorrigeerde hoogtemeters.

Met het weer heeft de expeditie het getroffen. Slechts den eersten dag heeft het flink geregend, maar meestal viel er eerst 's avonds, wanneer het bivak reeds betrokken was, een zacht motregentje.

Aan de hand van het door dr. De Bruyn gehouden journaal en de, daarbij overgelegde kaart, zullen wij thans de expeditie op den voet volgen, waarbij aan den verslaggever zooveel mogelijk het woord is gelaten en derhalve dit uittreksel verder in den eersten persoon is gesteld.

's Morgens den 20sten Fe"bruari vertrekken wij naar Koegapa. De weg leidt eerst door de laagveenmoerassen van Weandora (Weaboevlakte), daarna over de heuvels er bezuiden en daalt ongeveer twee kilometer voor Koegapa weer in de vlakte af. Wij passeeren de nederzettingen Madi, Kopo, Oeiboetoe en Timila. Het drassigste stuk van den geheele.n weg ligt vlak voor Koegapa, maar, doordat het de laatste dagen niet geregend had, was het gelukkig tamelijk goed begaanbaar. Volgens te Koegapa bekomen inlichtingen, ligt Kemandora voor zwaar beladen dragers vijf dagreizen weg en moet men van hier uit eerst in noordelijke richting naar Arandora of de Araboe-vallei1) trekken, om vandaar in noordoostelijke richting Kemandora te bereiDit is een tegenvaller, want niet alleen beteekent het een omweg, immers de afstand van Paniai naar Arandora is korter dan die van

i) Zie noot op blz. 675 van de vorige aflevering.