Twee maanden lang heeft de grenscommissie Williams niet noodig en nu zoekt hij het spoor van den acht jaar geleden verdwenen Amerikaanschen vlieger Paul Redfern.

Uit de lucht verkenden de twee heeren een Indianendorp in het Braziliaansche oerwoud, niet ver van hier; daarheen willen zij nu te voet. Het vliegtuig werd in een Britsch kamp aan de Koetari (monding Aramatau) achtergelaten; de Sipaliwini gingen zij per corjaal op en in ons eindkamp-magazijn vonden zij Rombouts, die daar een zieken arbeider behandelt en juist post had ontvangen door onze transportbooten; zij namen de voor mij bestemde brieven mee en kregen Van Bossé als gids om hen naar mij toe te brengen.

Wij praten, eerst moeilijk; ik ben het een beetje verleerd; maar dan langzamerhand doet het toch weldadig aan. Nieuwe, andere onderwerpen van gesprek. Geen grens! Mijn stemming wordt steeds opgewekter. Maar dan zie ik mijn pakje brieven liggen en ik verwensch deze vreemdelingen, die nu mijn gasten zijn. Zij zien mijn blikken dien kant uitgaan. Op hun vriendelijk verzoek kijk ik de brieven even in; heerlijk is het: berichten van slechts tfA maand oud. Maar ik kan mijn gasten geen half uur laten duimen draaien, verwensch hen nog eens en vouw mijn brieven weer op; later-later.

Het regent nu. Na een half uur is het een zondvloed: alles lekt. overal giert de wind door het nietige tentje en zwiept de regen er dwars door heen. Ik schaam mij voor mijn armelijk en ondoelmatig onderdak (zie foto no. 34). Maar de gasten zijn sportief — zij lachen; en nu lachen wij samen. Hun eigen tent, die ook lekt, slaan wij over de mijne heen en dit dubbele dak houdt ten minste het ergste tegen; zij zitten op rijstblikken en 's avonds spannen zij hun hangmatten dicht naast de mijne, zoodat van de drie exemplaren de middelste tamelijk droog blijft. (Die middelste was de mijne!).

Den volgenden morgen trekken zij verder; ik spreek met hen af dat zij in mijn vorige kamp op Rombouts zullen wachten, die dan met Van Bossé en Van der Waals hen kan vergezellen en bij de Indianen, indien zij gevonden worden, kan filmen en wellicht belangwekkende ervaringen kan opdoen.

Veertien dagen later. Rombouts is nog steeds niet teruggekeerd. Op de waterscheiding, die nu door het oerwoud loopt, hooren wij meermalen schieten; wij naderen blijkbaar de Brazilianen; hun vrachtlijn kruist het verbindingspad van mijn kamp V en de grens, en 's middags terugkeerend naar het kamp, vind ik op het kruispunt, aan een boom bevestigd, een... brievenbus! In een leeg conservenblik zit een brief van Rombouts; hij is in het Braziliaansche rivierkamp aan de Malapi; vandaar brengen de Braziliaansche arbeiders vracht naar hun kamp op de waterscheiding (kamp van Oliveira) en deze lieden namen den brief mede en „postten" hem, daar waar zij ons spoor kruisten.

Rombouts schrijft dat zij in een Indianendorp wel aanwijzingen kregen, dat Redfern in die buurt was gevallen; van den man zelf was echter geen spoor te ontdekken. Over eenige dagen hoopt de dokter weer bij mij te zijn.