sers, zoo die inaar van de reis afzagen, in ruiine mate toezegde, —hielp ze toch in Juni 1726, door medelijden inet zekeren Hubert Brouwer van Neuwied bewogen , hem en zijn gezin met f 300 reisgeld. Nauwelijks werd dit in de Palts bekend, of de stroom was niet langer te keeren. Hoe ijverig ook sommige oudsten aldaar met de Commissie medewerkten in Jt ontraden van de reis; welke schrikwekkende tafereelen men ophing van de mogelijkheid , dat de landverhuizers, wegens den oorlog tusschen Engeland en Spanje, door //Spaansche schepen in de West-Indiën konden genomen worden, daar men de menschen tot slaaven verkoopt— de Paltsers geloofden er niet aanl Den 12den April 1727 waren er reeds honderdvijftig reisvaardig, en de Commissie zag zich wel genoodzaakt den 16den Mei naar de Palts te schrijven , dat zij //bij het afkoomen van de reets op rejs synden souden sien, hoe zy het met deselve best schikken,'1 en nauwkeurig bericht verzochten, //hoe veele onvermogenden wel souden willen overkoomen, opdat de Societeit mocht overleggen, oft voor haer wel doenlijk soude syn op één reys soo veele en groote onkosten te draag en." Onderscheidenen hadden nu wel die hulp niet noodig en konden uit eigen middelen in hunne nooddruft voorzien, maar toch ontving de Commissie den 20sten tijding, dat er alweer vijfenveertig behoeftigen uit de Palts vertrokken waren, die met acht anderen der Societeit op een uitgaaf van f 3278—15 st. stonden. Voor het einde van Juli kwamen er op nieuw een-entwintig te Rotterdam aan, — en zoo ging het voort.

2