WTr-ÏTIC UT. A n T w jE-J-Jl-j JDI. JÖ ■ J _/El JÊIM

voor Israëlietische Huisgezinnen.

Twee-en-twintigste Jaargang.

No. 33.

Vrijdag 21 Augustus 1891.

Tweede Blad.

De Rotterdamsche Synagog’en. (Ingezonden),

Evenals zoo menig onderwerp betreffende de geschiedenis der Joden in ons vaderland in het duister verkeert, laat zich niets met zekerheid bepalen omtrent het eerste oponthoud der Joden in onze stad. Hoogstwaarschijnlijk waren reeds in de Middeleeuwen Joden ook te Rotterdam woonachtig, daar men in andere Hollandsche steden sporen uit dien tijd van hen meent aantetreffen. De veronderstelling ligt dus voor de hand, dat zij zich te dien tijde ook te Rotterdam ophielden. Neemt men echter de toen heerschende ruwe zeden en sterk ontwikkelde vooroordeelen jegens het oude Godsvolk in aanmerking, benevens de zich telkens afwisselende stamhuizen, die over ons land den scepter zwaaiden, komt men tot de conclusie, dat van eene geregelde vestiging geen sprake kon zijn. Was aldus de toestand in de Middeleeuwen, de eerste, helft der XVI eeuw was den Joden ook niet gunstiger. Bij verschillende plakkaten van het Hof van Holland (o.a. van 1532 en 1649) werd hun het verblijf in Holland ontzegd. De tachtigjarige oorlog echter, die reuzenworsteling voor gewetensvrijheid, zou den Joden eindelijk datgene brengen, waarnaar zij reeds zoo vele eeuwen te vergeefs hadden gesmacht. Op het einde der XVI eeuw werd hun het verblijf in Amsterdam vergund. Aan deze vergunning waren wel is waar eenige bepalingen verbonden, doch werd reeds in 1619 door de Staten van Holland de vrije uitoefening van den Joodschen Godsdienst toegestaan.

Rotterdam nam reeds destijds onder de Hollandsche steden eene aanzienlijke plaats in. De toenemende handel en scheepvaart op verschillende landen, bracht voorspoed en stoffelijke welvaart te weeg. Geen wonder dan ook, dat de Joden van die gunstige omstandigheden gebruik makende, ook hier hunne tenten opsloegen; de inquisitie hadden zij immers niet meer te vreezen en de menschonteerende beperkende bepalingen te hunnen opzichte waren afgeschaft. Hun aantal nam alras zoo toe, dat men hier reeds spoedig twee gemeenten had, eene Portugeesche en eene Hoogduitsche, die beide hunne afzonderlyke vergaderplaatsen of Synagogen hadden. Men moet nu echter niet meenen, dat deze synagogen openbare gebouwen waren, zooals men die heden heeft. Het waren slechts voor godsdienstige bijeenkomsten in gereedheid gebrachte vertrekken ten huize van welgestelde geloofsgenooten, hoewel de allereerste godsdienstoefeningen op een zolder werden gehouden.

Zoo had men omstreeks 1649 op den Wijnhaven hoek Bierstraat, waarschijnlijk woonden daar de de Pinto’s, een Synagoge voor de Portugeesche en op eene kamer in de Jodenateeg eene voor de Hoogduitsche gemeente. Er is geen juist jaartal bekend omtrent de ingebruikstelling der Hoogduitsche synagoge, doch was dit vermoedelijk later dan de oprichting der Portugeesche gemeente. De Portugeesche had dus waarschijnlijk vroeger dan de Hoogduitsche gemeente eene synagoge. Het schijnt evenwel, dat zij, hoewel ouder zijnde spoedig door hars jongere zuster in zielenaantal werd overvleugeld. Een der oorzaken van dat verschijnsel was het vertrek van vele Portugeesche familiën naar Amsterdam. De toename der Joden van den Hoogduitschen ritus maakte een grooter bidlokaal tot dringenden eisch. Omstreeks het midden der XVII eeuw gaf de stedelijke overheid vergunning tot de inrichting van een dubbel pand 1) in de Jodensteeg hoek Glashaven; op plattegronden, teekeningen enz. van 1676 wordt genoemd pand „de Jodenkerk genoemd. De teruggang der Portugeesche en toename der Hoogduitsche gemeente blijkt overtuigend uit het ter leen geven bij publiek contract (2) d.d. 11 Februari 1669 van een groot aantal kerksieraden en benoodigdheden door eenige vroegere Parnassijns der Portugeesche aan Parnassyns der Hoogduitsche gemeente. De Portugeesche gemeente bleef echter bestaan, daar hare synagoge omtrent 1722 naar de Boompjes ten huize van den rijken en aanzienlijken Joseph de la Penha werd verplaatst. Van deze laatste synagoge is heden geen spoor meer te vinden, doch was zij waarschijnlijk gevestigd terplaatse waar nu het kortelings gebouwde Maashotel staat. De Hoogduitsche gemeente nam zeer toe, niet slechts in zielental, doch ook in welvaart, zoodat op het einde van 1728 toenmalige Parnassijns en eenige der voornaamste gemeenteleden zich tot de bestuurders der stad wendden met het ver-

(1> Het pand in de Jodensteeg werd in latere tfjden tot Weeshuis ingericht. (8) Dat contract wordt medegedeeld in een belangrijk opstel van den heer ~ I*. Borrtel. voorkomende in het Nederlandsch Israëlietisch Jaarboekje van 1868.

zoek, toestemming te verleenen tot het bouwen van eene nieuwe grootere synagoge. Na verkregen verlof werden in de Boompjes twee erven, destijds scheepümmerwerven, aangekocht. De som, voor den aankoop van den grond besteed, bedroeg f 10 000 Op den 24sten April 1724 werd door de Parnassijns Elias Davids en Jacob Abrahamsz. de Vries (voorzaat der familie Jacobson) de eerste steen gelegd en had op 10 Juni 1725, nsn *s de gemeente het voorrecht haren nieuwen tempel intewijden. 3) Nu nog na 166 jaren bewondert het nageslacht den fraaien bouw van dat Godshuis; het geldt ook nog steeds als een der fraaisten in den lande, wel ' een bewijs hoe onze voorouders groote offers voor den eeredienst veil hadden. Er is in de loop der tijden zeer weinig aan dat bedehuis veranderd, wat het inwendige betreft is het ' op enkele kleine onbeduidende veranderingen nog geheel in ' den zelfden toestand als bij den aanbouw in 1725. De synagoge was vroeger door een steenen muur van den openbaren ' weg afgescheiden, doch is in 1768 die muur door een fraai ijzeren hek vervangen, waarin het jaartal 5628 (overeenkomende met 1768) kunstig is gesmeed. Op het plein achter de synagoge werden in vroegeren tijd de huwelijken ingezegend, terwijl de vleeschhal zich daar ook bevond. In het lokaal onder de synagoge, dat nu voor bergplaats wordt verhuurd, hadden de bruiloften plaats. Deze synagoge de Groote genaamd, heeft inclusief voor de vrouwen + 600 zitplaatsen, doch ontstond ten jare 1784 de vrees of met het oog op de voortdurende toename der gemeente steeds voldoende ruimte beschikbaar zou zijn. Parnassijns kochten toen een achter de Groote Synagoge gelegen pakhuis, dat, na in 1790 van de stedelijke overheid bekomen toestemming tot synagoge werd iugoricht. Deze Nieuwe of kleine synagoge heeft + 160 zitplaatsen en werd in 1791 aanvankelijk slechts voor de hooge feestdagen in gebruik genomen, doch maakte de steeds grooter wordende bevolking het noodig ook dit bedehuis voor den dagelijkschen dienst beschikbaar te stellen. In een lokaal onder deze Synagoge gelegen, bevond zich eertijds de School, welke later op Hoogtijden voor Bijkerk werd benuttigd.

Rotterdam werd steeds grooter, de bevolking ging met reuzenschreden vooruit en met haar wees het zielental der Joodsche gemeente telkenjare een hooger cijfer aan, dientengevolge ontstond de behoefte aan meerdere bidlokalen. De elkander opvolgende kerkbesturen gingen, ondanks de wetenschap, dat de bestaande synagogen geene voldoende ruimte meer aanboden, er niet toe over, meerdere lokalen tot synagogen aantewijzen. Parnassijns ontwierpen wel verschillende plannen en legden die den kerkeraad voor, doch alle werden weder ingetrokken of om het onpractische of wel om financieele bezwaren verworpen. Eenige particulieren, hiertoe door liefde voor den eeredienst aangedreven, trachtten toen zelven in de bestaande behoefte te voorzien en richtten circa 30 jaar geleden eene Vereeniging onder den naam op. Ten huize | en onder leiding van nu wijlen den Eerw. heer E. E. Nathans, destijds wonende in het Hang, werd godsdienstoefening gehouden, totdat een der leden ten behoeve der Vereeniging een eigen synagoge liet bouwen. Deze nette en fraaie synagoge is gelegen in de Baan en beschikt over een honderdtal zitplaatsen, ook worden aldaar telken avond en Sabbat (bijzondere Sabbatten uitgezonderd) voordrachten van wege de n"3 p'/l gehouden.

Dat dit goede voorbeeld tot navolging zou opwekken, was te voorzien, te meer, daar de behoefte naar meerdere lokaliteit telkenjare zich nog steeds klemmender deed gevoelen. Een en ander leidde tot de oprichting der Vereeniging „Godsdienst is ons streven”; aanvankelijk behielp men zich op een zolder van een pand aan de Kipstraat, doch na enkele jaren huurde men een lokaal in de Hoveniersstraat, dat zeer goed aan de gestelde eischen voldeed. Het bedehuis van deze Vereeniging heeft eveneens + 100 zitplaatsen. Weinige jaren later vormden weder eenige gemeenteleden eene vereeniging, genaamd „Eendracht” fIHK miJK- Een benedenhuis aan de Korte Wagenstraat werd voor synagoge in gebruik genomen, doch het ledental nam dermate toe, dat een grooter en beter gelegen lokaal noodzakelijk werd. Het bestuur slaagde er in een bovenhuis aan den Oppert te huren, dat voor godsdienstoefening werd ingerioht. In deze synagoge kunnen circa 160 personen hunne gebeden verrichten. Er bestaat ten behoeve van deze Vereeniging onder de leden nog een soort van man, genaamd ina voor de aanschaffing van Wetsrollen, Kerksieraden enz. Dat in deze Vereeniging werkelijk „eendracht” heerscht, bewijzen de fraaie die Ü"D de Vereeniging mocht aanbieden. In het Gesticht voor Israël. Oude Lieden aan de Houtlaan bevindt zich ook een zeer net kerklokaal, dat echter uitsluitend voor de verpleegden ten gebruike is bestemd. (8) Opperrabbijn was deatijds y'Xt 'jNptn’

e Volledigheidshalve moet worden vermeld, dat eenige tienr tallen jaren geleden, de destijds alhier wonende Portugeesche 6 Joden eene nieuwe gemeente onder den naam van H'D oprichtten met eigen synagoge (in de Karresteeg), Begraaf® plaats enz. Door vertrek naar elders en overlijden geraakte ® deze gemeente in verval en ging eenige jaren geleden zelfs te ' niet De Begraafplaats en Kerksieraden werden tegen vergoe- ding aan de Hoogduitsche (Nederlandsch Israëlitische) gemeen* te afgestaan, terwijl de weinige nu nog alhier wonende Portur t geesche Joden zich als leden der zustergemeente hebben doen 1 inschrijven. Al deze synagogen en vergaderplaatsen bieden gezatnen? lijk nog geene voldoende ruimte het biddend Rotterdamsch t Israël te bevatten, hoewel het Kerkbestuur op hooge feestdagen 1 nog eene extra bijkerk doet inrichten. De Kerkeraad nam het vorig jaar derhalve het kloeke be-1 sluit, eene nieuwe groote synagoge, die al de bovengenoemde 1 kleinere bedehuizen (behalve de groote synagoge in de Boom– pjes) in ftch opneemt, te doen bouwen. Deze synagoge, welke } spoedig zal worden ingewijd, is gelegen aan de Botersloot, en , schenkt aan + 700 personen de gelegenheid hunne gebeden l hemelwaarts te zenden.

Zoo zal dan onze gemeente in het bezit zijn van twee groote Synagogen, te zamen + 1300 zitplaatsen tellend. De bevolking onzer gemeente is de laatste jaren sterk toegenomen. Telde zy in 1830 circa 2600 zielen, in 1860 was het bevolkingscijfer tot 4200 gestegen, terwijl de Gemeente thans ongeveer 8000 zielen telt; dat is gedurende de laatste dertig jaar een vermeerdering van ongeveer 1007o' Deze toename staat in verband met de groote vlucht, die de stad Rotterdam genomen heeft en waardoor het bevolkingscijfer reusachtig is voooruitgegaan. Wanneer alle voorteekenen niet bedriegen, dan staat onze stad voor eene groote toekomst, mitsdien zal het bevolkingscijfer stijgen en mag men dus ook verwachten, dat het cijfer der Joodsche bevolking zal toenemen. Mocht dat zoo zijn en de tijd aan breken, dat beide groote tempels, waarop onze gemeente trotsch is, blijken het aantal kerkbezoekers niet te kunnen bevatten, dat dan kerkbestuur en gemeenteleden die maatregelen weten te treffen, die ertoe kunnen leiden het synagogental uittebreiden met denzelfden ijver en voortvarendheid als vorige en tegenwoordige kerkbesturen dat hebben gedaan.

BERICHIEJS.

De jaarlijksche algemeene vergadering der „Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland” zal worden gehouden op Zondag 30 Augustus in het gebouw „Kunsten en Wetenschappen te Utrecht.” Behalve verslag, rapport en verkiezing, zullen worden behandeld voorstellen le. omtrent de algemeene kas van het Schoolfonds, 2e. het instellen van een spaarfonds en tot aanmoediging van het aangaan van levensverzekeringen en 30r aanmoediging ter opleiding van ziekenverpleegsters. Het bespreken dezer belangrijke punten maken een veelzijdige opkomst inderdaad wenschelijk. Onze vroegere stadgenoot, de heer Ant. Blitz, die tot heden Ie klarinettist bij het Arnhemsche Orkest, onder directie van den heer Kwast was, heeft van het bestuur der Vereeniging „Concertgebouw” te Amsterdam (directeur: de heer Kes) het vereerend verzoek ontvangen de betrekking van klarinettist bij genoemd orkest te willen waarnemen. Aangezien de heer Blitz eerst 18 jaar is, is deze benoeming voor dezen jongen kunstenaar ongetwijfeld een hoogö onderscheiding te noemen.

De 12-jarige E. Ossendrijver, wonende Raamstraat No. 34 begaf zich gistermiddag gekleed in het water van de Coolvest om een 7-jarigeu knaap te redden, die daar spelend was ingevallen. De jeugdige, onverschrokken zwemmer smaakte het genoegen den drenkeling aan wal te brengen, zonder dat de kleine drenkeling , eeaig letsel had bekomen. (R.N.) Onderscheidene malen wezen wij op de noodlottige gevolgen, welke een landverhuizing naar de Argentijnsche republiek voor onze vervolgde Russische stam- en geloofsgenooten kan hebben en helaas I ons oordeel was alweder juist; het wordt maar al te zeer bevestigd door Een noodkreet van landgenooten in Argentinië, voorkomende in het Nieuws v. d. Dag en daaruit overgenomen in de N. M, Gt. Wij veronderstellen, dat bedoelde „noodkreet” den lezers bereids bekend is en uitgaande van deze verondersteling zullen wij bedoeld stuk niet overnemen, maar toch één enkele zinsnede kome door dit blad onder de oogen van lezeressen en