•HET JOODSCHE WEEKBLAD

GDe geïllustreerde

SEDERT het Joodscb-wetenschappelijke onderzoek zijn belangstelling ook uitgestrekt heeft tot het gebied van de Joodsche kunst heeft menige bekoorlijke verschijning, welke men voordien achteloos ’ was voorbijgegaan, de aandacht getrokken. Men had er bijvoorbeeld wel kennis van genorpgn, dat hier en daar Hebreeuwsche werken, vooral • handschriften, met illustraties versierd waren, men had er echter nauwelijks een voorstelling van in welk een omvang dit sinds eeuwen was geschied. Hoe verder men kwam met het systematisch bijeenbrengen van het materiaal, des te duidelijker werd het, hoezeer de Joden in tegenstelling met de zoo wijd en zijd verbreide opvatting de vreugde van het in beeld brehgen kenden. Reeds thans beschikt de toch nog altijd jónge wetenschap overeen rijke hoeveelheid Joodsche geschriften van de meest verschillende soort, die dit motiveeren en bevestigen. Uit dein verzamelingen, bibliotheken en ter gelegenheid van tentoonstellingen bijeengebrachte voorbeelden, kan men een' zeker overzicht van dit terrein krijgen, dat wel de 'moeite waard is. Dat geldt behalve voor de met voorliefde geïllustreerde 'Pesach-Haggadah, in groote mate voor de Estherrol. En dat is des te merkwaardiger . wijl de versiering vaneen boek-rol met teekeningen natuurlijk minder voor de hand ligt en grootere moeilijkheden met zich mede brengt, dan die van gebonden boeken, bij welke elke pagina ruimte voor een afbeelding biedt; men kan er wat de illustraties betreft, allerlei variaties aanbrengen, zoow*ei wat den kunstzinnigen vorm als wat den inhoud van de verluchting betreft. De versiering kan dan eens de gansche pagina, een andere maal slechts een deel ervan innemen; zij kan inden tekst ingewerkt worden, als initiaal aan het begin juist er buiten vallen of als sluitvignet aan het gelezene een „nagalm”, inden vorm vaneen afbeelding, geven. * Dat alles is bij de geïllustreerde rol niet mpgelijk. Zij eischt als doorloopende vlakte, een versiering, die een eenheid vormt, onderdeelen, die met elkaar samenhangen. Het is een bewijs voor de hooge, kunstzinnige capaciteiten van de schilders der Esthër-megilloth, dat zij deze opgaye, men mag gerust zeggen op bijkans steeds buitengewone wijze, hebben opgelost. Ook de geïllustreerde Esthermegillah is tamelijk regelmatig op perkament met de hand geschreven, naar dezelfde regelen* die voor het schrijven van de Thora-rol zijn vastgesteld: zonder leesteekens en zonder de ld’nkers. in kolommen, voor wel-

ker vorm ook bepaalde regelen in acht genomen moeten worden. Als gevolg hiervan zijn alleen de ruimten boven en beneden de kolom en tusschen de kolommen beschikbaar om voor versiering gebruikt te worden. En daarmee is den kunstenaar een zeer belangrijke' beperking opgelegd: hij moet één gesloten werk leveren, dat zich over de geheele vlakte van het perkament uitstrekt. & ■ BIJ een oppervlakkige beschouwing zal het wellicht niet altijd direct zichtbaar zijn, maar toch is het een feit, dat de verluchte exemplaren in het algemeen in grondbeginsel met elkaar * overeenstemmen. Dein één kleur gehouden, of ook wel veelkleurige schilderstukjes vormen een doorloopend geheel. Er zijn rollen, zuiver ornamentaal, meestal van architectonischen aard en er zijn er, die voornamelijk met figuren versierd zijn. Dan zijn er weer andere, waarbij het ornamentale overweegt of omgekeerd het figuratieve. Er zijn er, waarbij het ornament door dieren en vogels of door vazen met planten af gewisseld-wordt en andere waarbij het door medaillons of vierhoeken onderbroken wordt, in welke momenten uit de vertelling van het Esther-böek uitgebeeld worden. Tusschen de kolommen staan gestyleerde zuilen, de bovenste rand is als de daklijst vaneen langgerekt bouwwerk versierd; de ruimten tusschen de zuilenvoeten zijn met verhalende beelden opgevuld. Ineen, volgens de er in aangebraefite aanteekening, te Amsterdam in het jaar 1649 door Sjalom ben Mordechai uit Italië, ontworpen en uitgevoerde Megillah is de gansche vlakte rondom den tekst in kwadraten en vierhoeken verdeeld. Tusschen de kolommen staan personen uit het Estherverhaal, aan den benedenrand verhalende stemmingsmomenten aan den bovensten rand daarbij aansluitende symbolen, ten deele ook dieren. In andere Megilloth worden behalve de reeds genoemde, ook wel motieven aan het landelijke leven ontleend, aangewend. Andere variaties schept de wel eens voorkomende stijlvorm, die, zooals bekend is, bij Joodsche kunstscheppingen niet steeds door het tijdperk, waarin de kunstenaar leefde, bepaald werd, doch die gaarne de oudere tijden navolgde. Bij dein 1934 in Amsterdam gehouden tentoonstelling „Het geïllustreerde Joodsche boek”, werd o.a. een Megillah getoond/ die „waarschijnlijk Nederlandsch werk uit de achttiende eeuw” zou zijn. In dit ge' val was het mogelijk door vergelijking met een ander exemplaar, dat uit Italië, uit de zestiende eeuw stamt,

niet alleen afhankelijkheid in stijl, 1 maar ook in details der uitvoering te onderkennen. t v tAN velerlei soort is ook de j \ / techniek. Kleurrijke en éénkleu- , \ rige met de hand geteekende afbeeldingen inde eene, koper- J gravures inde andere; in weer andere is ook het eenvoudige drukprocédé ge- 1 bezigd, waarbij echter de tekst, Regelmatig, naar het oude voorschrift met de hand geschreven is. Een exemplaar is bekend, waarbij ook de tekst als een kopergravure, afgedrukt is. lit een Megillah uit de zeventiende eeüw is de tekst met uitgesneden figuren omgeven. Inden jongsten tijd is ook wel eens hier en daar een Megillah op papier vervaardigd met moderne, geclicheerde afbeeldingen, waarbij dan nauwelijks nog vaneen artistieke werking gesproken mag worden. In het bijzonder heeft natuurlijk de inhoud van de Esther-rol steeds weer mogelijkheden voor versiering geopend. Inde reeds genoemde Amsterdamsche Megillah uit de zeventiende eeuw zijn speciaal de personen, die inde Megillah voorkomen, geteekend. Bij den koning. met .de kroon op zijn hoofd, werd als teeken van zijn macht een leeuw geplaatst; bij de schilderij of teekenihg van de tot gemalin van den koning uitgekozen Esther, ziet meri naast haar de reeds voor haar gereedgelegde kroon, tegenover haar staat een vaas met myrthenstruiken. een toespeling op haar naam „Hadassah”, de myrthe. Twaalf scenes werden in deze Megillah – ontleend aan de Megillah zelf geteekend, o.a. liet gastmaal, dat de koning ter gelegenheid van zijn regeeringsjubileum aanricht, de aankomstf van Esther in het paleis, Esther bij haar bezoeken aan den koning, en voorts is ook in deze Megillah, zooals in zoovele andere, de „ slapelooze nacht van den Koning uitgebeeld, waarin hij zich iets uit de Hofkronijken laat voorlezen. Vaak ontmoeten we ook beelden, die in geen enkel verband rhet de bekende vertelling staan, doch die algemeen Joodsche gedachten verzinnebeelden. Al de andere motieven, die zij bezigden hier op te sommen is onmogelijk. Maarde beknopte verwijzingen, die wij hier gegeven hebben, maken duidelijk, dat de kunstenaars er steeds wel voor gezorgd hebben, dat hun werk niet eentonig of vervelend werd. O DOCfï niet alleen de schriftrol, maar ook de koker, waarin zij bewaard werd, gaf kunstenaars gelegenheid tot Scheppingen, die de moeite van het bekijken waard zijn. De verzamelingen in verschillende plaatsen, waar Joodsche kunst is bijeengebracht, toonen voorbeelden van dergelijke werkstukken aan, die voor een deer uit kostbaar materiaal zijn safnengesteld. Ook deze laten of scenes zien temidden vaneen omamentieke omkransing, of alleen maar

ti/ie, WAT, Waar? Hier komen ze iveer. de vijf vragen, waarmee w uw algemeene Joodsche kennis kunt testen. De juiste antwoorden vindt u weer op eender volgende pagina’s. 1. Wat verstaat men onder de dodekaloog ? 2. Wie was Eliëser ben Jehoedaf S. Waar ligt de Emek Zewoeloen en wanneer kreeg het dien naam ? Jf. Wanneer wordt de gewoonte van „Misjloach manot” in practijk gebracht en op grond waarvan? 5. Wat weet ge van de profetieën van Nachoem?

Leergangen Joodsche cultuur De Centrale Cultureele Commissie Amsterdam organiseert inde maanden Maai t tot en met Juni een aantal leergangen, elk van ongeveer zes lessen op de verschillende gebieden van Joodsche cultuur. Een gedeelte dezer leergangen begint inde eerste helft van Maart, de andere omstreeks half April. Hier volgt een .opgaye van de docenten en hun onderwerpen, alsmede van de voorloopig vastgestelde begindata; Prof. dr. J. L. Palache: De Bijbelsche litteratuur. Donderdag 12 Maart. I. L. Seeligmann: Halachah en Aggadah; Joodsche levenshouding en Joodsche levensbeschouwing inde Talmoedische litteratuur. Zondag 19 April. A. de Jong: Vorm en inhoud van het Hebreeuwsche gebed. Wefkcursus met de lectuur van liturgische teksten. Dinsdag 28 April. Z. Mossel: De Hebreeuwsche litteratuur van 1750 tot heden. Woensdag 11 Maart. Dr. J. Presser en Mej. C. Eitje: De < middeleeuwsche maatschappij en de plaats van de Joden in deze samenleving. (negen lessen), Woensdag 29 April. Dr. J. Meijer: Vier eeuwen Jood en jodendom in Nederland. Historiegraphie en Historie. Dinsdag 10 Maart Mr. dr. S. Ufofc'Demografie der Joden, historisch en sociologisch gezien. Maandag 9 Maart. Dr. H. Heertje: Sociale en economische verhoudingen bij de Joden in Nederland. Maandag -2T April. Dr. F. Heymann: Marranen-Chronik. Aus dem wilden und goldenen Zeitalter der Juden. Zondag 8 Maart. H. Frank: Böme und Heine; ein jüdisches Schicksal. Donderdag .30 April. Docent , : Joodsche auteurs in Nederland inde negentiende en twintigste eeuw. Zondag 8 Maart. L. van Strien: Geschiedenis der Joodsche Muziek. Met muzikale illustratie door Frieda van Hessen, Jo Hekster, Hans Leeripk en het Joodsche strijkkwartet. ‘ (vier lessen. Zondag 12 April. De leergangen vinden vermoedelijk plaats in het gebouw der Joodsche H.8.5., Voormalige Stadstimmertuin 2, met uitzondering van die over Joodsche muziek, welke gegeven wordt in het gebouw Van '„De Joodsche Invalide”, Weesperplein 1. Aanmeldingen kunnen thans reeds geschieden aan het bureau voor Cultureele Zaken van 'den Joodschen Raad, Nwe. Keizersgracht 58. •Het lesgeld is, naar draagkracht, ƒ. 3.—, ƒ. 2.—' en ƒ. I. per leergang. In het a.s. nummer volgen nog nadere n\ededeelingen omtrent de uren waarop de onderscheidene leergangen worden gehouden.

ornamenten. Vele van deze kokers bestaan uit verguld zilversmidswerk, ' andere uit zilyerfiligrain, of snijwerk in ivoor. Zij hebben meestal een eylindervorm, doch er komen ook achthoekige voor, er is zelfs een koker inden vorm vaneen visch be- j kend. , G- C.

Megilla met koker van zïlverfïligrain en met een architectonisch-ornamèntalen torenachtigen top. (Foto’s Cohn)

Deel vaneen Megilla uit 1730; benedenl het gastmaal bij Esther, links de slapelooze nacht van den koning.