legd, niet tot het afleggen daarvan door hare wederpartij is opgeroepen.

Toewijzing van den inoidenteelen eisch om het afnemen van cenen bij vonnis opgelegden ter terechtzitting af te leggen eed op te dragen aan het hoofd van plaatselijk bestuur, is niet eene vernietiging van dat vonnis, maar slechts de toepassing van art 1944 al. 3 B. W.

Bij het opleggen van eenen suppletoiren eed kan veelal het bij dat artikel bedoelde wettige beletsel tijdens het wijzen van het vonnis niet bekend zijn.

De omstandigheden, dat men is onvermogend, dat de reiskosten van de woonplaats naar den zetel van den raad en terug benevens de verblijfkosten aanzienlijk zijn en dat men, als daggelder, gedurende de afwezigheid zijner woonplaats, zijne inkomsten mist, stellen in haar onderling verband een wettig beletsel daar als bedoeld in art. 1944 B. W 246

Ait. 1934 B. "VV. — Eedsopdracht door partij of gemachtigde.

De eedsopdracht geschied door den practizijn, daartoe gemachtigd door den algemeenen lasthebber van de partij, is, als in strijd met art. 1934 B W., noch door de partij zelve noch door eenen daartoe door de partij bijzonder gevolmachtigde geschied niet ontvankelijk '255

Verhoor op vraagpunten. — Artt. 232 en 233 Rv

Er bestaat geen wettelijk bezwaar om, wanneer bij vonnis, ingevolge art. 233 Rv., het verhoor van de partij op vraagpunten is opgedragen aan het hoofd van het bestuur harer woonplaats, dit vonnis daarna in dien zin te wijzigen dat het verhoor, overeenkomstig art. 232 Rv., zal geschieden voor den rechter in ^raadkamer of voor eenen reckter-commissaris, wanneer het blijkt dat het hoofd van plaatselijk bestuur niet in staat is de hem opgedragen werkzaamheid te verrichten '259

Eabrieks- en handelsmerken. — Niet ontvankelijkheid van het verzoek tot verbod der inschrijving. — Artt. 2, 3, 5 en 6 van Staatsblad 1885 no. 109.

Bij het verzoek tot verbod der inschrijving van een ter inschrijving aangeboden merk, op grond dat dit niet genoegzaam onderscheiden is van een merk, waarop de verzoeker voor dezelfde soort van waren recht heeft of door vroegere inzending recht heeft aangevraagd, heeft de verzoeker geen belang en is hij dus