BURGERLIJKE ZAKEN.

HOOGER BEROEP.

HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INHIE, (E ekste K amer).

Zitting van 30 Januari 1890. Voorzitter: Mr. .T. S ibenius T rip.

1let Hof op het verzoekschrift bedoeld bij art. 339 al. 2 llv., ingediend na ommekomst van den termijn van hooger beroep, den rechtdag en termijn vaststellende, zoo maakt dit geen inbreuk op de al of niet appellabiliteit.

He beteekening van het vonnis aan den procureur volgens art. 68 al. 1 llv. is slechts verplichtend, zoo men het vonnis wil ten uitvoer leggen.

Intjie Iïasse Daeng Kenna, appellant, comp, bij den adv. en proc. Mr. Th. A. Rnijs, contra

le W. Th. Vetter, en 2e Baharoen Daeng Matalli,

geïntimeerden, de 1ste defaillant en de 2de comp. bij den adv. en proc. Mr. Ch. A. Hennij Jr,

HET HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCFUNDIE, Gehoord partijen;

Gezien de stukken; Ten aanzien der daadzaken:

KV. 1