BESCHIKKING.

PRESIDENT VAN DEN LANDRAAD TE DJEMBER: Mr. F. J. A. E. Bade,

1 Maart 1889.

Aiir. 105 laatste al. Wetb . v. Stii . v. Inl.

T)e bepaling van art. 165 laatste al. van let Straf 'w. voor Inl. (art. 164 Str. v. Eur.), dat de daar bedoelde poging strafbaar is, kan feitelijk niet toegepast worden.

De fg. voorzitter van het omgaand gerecht te Djember (Bezoeki);

Gelezen de stukken van het voorloopig onderzoek in zake Sari, oud enz.;

O. dat uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte in den morgen van Zondag 3 Februari jl., toen een zijner dessahoofden Pa Li pa hem als zoodanig eenige bevelen had gegeven, moedwillig met een sabel geslagen heeft in de richting waar dat kamponghoofd zich bevond, met het gevolg dat het paard, waarop die politiebeambte was gezeten, aan den schouder gewond is geworden;

O. dat ook, al kon aangetoond worden dat de verdachte de bedoeling heeft gehad het kamponghoofd een slag toe te brengen, de poging tot dit misdrijf niet strafbaar is gesteld;

dat toch de strafbare poging bij art. 165 Wb. v. Str. voor Inl. bedoeld buiten beschouwing blijven en alleen na het plegen der gewelddadigheden blijken kan welk lichamelijk letsel daardoor is toegebracht, vermits dit gevolg niet alleen kan vooruitgezien worden door het wapen waarmede gepoogd wordt den slag toe te brengen, maar evenzeer de aangewende kracht, de plaats waar getroffen wordt en de capaciteit van het wapen om wonden te veroorzaken het gevolg bepalen, terwijl bovendien de intentie van den bedrijver in casu slechts kan aangetoond worden door bekentenis, welke in deze ontbreekt;

LV. 5