in beide middelen opgenoemde wetsbepalingen geen sprake kan zijn en die middelen dus zijn ongegrond;

O. ad IV um , dat art. 178 van het Inlandsch Reglement regelt de kracht aan eene voor den rechter afgelegde bekentenis toe te kennen ;

dat nu in het vonnis a quo wel wordt gezegd dat de door eischer geposeerde en door de overgelegde bescheiden gestaafde feiten niet door den gedaagde zijn weersproken, doch hierbij van geene bekentenis van gedaagde sprake is geweest en daarop ook niet recht is gedaan;

dat derhalve ook dit middel, als zijnen feitelijken grondslag missende, dient te worden verworpen;

Lettende enz.;

Rechtdoende,

Verwerpt het beroep in cassatie;

Veroordeelt de requirante in de kosten.

Zitting van 17 April 1890. Voorzitter: als voren.

Art. 193 en 198 Ine. Regl.

Cassatie van eene incidenteele beschikking van eencn Landraad is niet ontvankelijk wanneer nog geen eindvonnis getoezen is.

Tan Tjoen Sin, landheer, wonende te Kampong Melaijoe Besar onder Meester Cornelis, erfgenaam en rechtverkrijgende van wijlen Tan Boen Tjoeij, reqnirant van cassatie, contra

den inlander Ong Doel, landbouwer, wonende op het particulier land Kampong Malaijoe, gerequireerde in voorschreven cas.