STRAFZAKEN.

HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INI IE,

(Eerste Kamer).

CASSATIE.

Zitting van 12 Februari 1891.

Voorzitter: Mk. J. Sibenius Trip.

Art. 298 Ine. Regl. — Invoeren oe doen invoeren van opium.

Verklaringen van personen, die met den beklaagde de alleen aan dezen ten laste gelegde feiten gepleegd hebben, als getuigen gehoord, leveren icetlige bewijsmiddelen op.

Tusschen het persoonlijk invoeren of doen invoeren van opium door een ander, dien men daarvoor als werktuig gebruikt, bestaat strafrechtelijk geen onderscheid.

HET HOOG GERECHTSHOF VAN NEÜERLANHSCIMNDIE,

Gelezen een vonnis van den landraad te Rembang dd. 26 September 1890, waarbij Pak Miah, oud naar aanzien 50 jaren, geboren en laatstelijk woonachtig in het gehucht Karangdjarah, district. Waroe, afdeeling en residentie Rembang, van beroep koopman, is schuldig verklaard aan invoer van opium op Java anders dan ten behoeve en voor rekening van het Gouvernement, en deswege veroordeeld tot drie jaren dwangarbeid buiten den ketting en tot betaling eener geldboete van ƒ 58.750, met