liet bestaan van dien exceptioneelen rechtstoestand de uitdrukkelijke voorwaarde hebbende verbonden, dat dezelve den uiterlijke;! termijn van drie jaren niet mag te boven gaan, overeenkomstig het „Odia sunt restringenda" niet dan op grond van eene in ondubbelzinnige bewoordingen vervatte uitdrukkelijke bepaling mag geacht worden, daarop weer te hebben willen terugkomen door dien rechtstoestand weer op andere wijze te verlengen;

O. dat voorts al even weinig afdoende is het door beklaagde aange oerde argument, dat, bij niet aanname van de door hem gehuldigde opvatting, de slotalinea van ons art. 2, als reeds uit het gemeen « recht voortvloeiende, ten eenenmale overbodig zoude wezen;

O. toch dat hierbij uit het oog wordt verloren, dat in het gemeene recht, en dat wel in overeenstemming met het beginsel neergelegd in art. 1317 van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk bestendig gebruikelijke bedingen geacht worden stilzwijgend in de overeenkomst te zijn begrepen, schoon dezelve daarbij niet zijn uitgedrukt, de constante gebruiken eene niet onbelangrijke rol spelen, en dat, speciaal daar, waar, zooals b. v. aan vaste bedienden, oppassers of werklieden, bij de maand hun loon wordt uitbetaald, de usantie meebrengt om hun geen dagen, waarop zij wegens ziekte of verkregen verlof geen werk hebben kunnen praesteeren, in mindering te brengen op het door hen bedongen maandelijksch loon, zoodat het met het oog op de groote nadeelen, welke hieruit voor de werkgevers op groote schaal, zouden kunnen voortvloeien, volstrekt niet overbodig kan worden geacht, 0111 deze kwestie met betrekking tot de aan de koelieordonnantie onderworpen werklieden, op de wijze, waarop zulks in de slotalinea van ons art. 2 is geschied, uitdrukkelijk te regelen ;

O. dat de door beklaagde verdedigde uitleg voorts ook niet wel zoude zijn overeen te brengen met de bij art. 5 alinea 2 dierzelfde koelieordonnantie aan den werkgever opgelegde verplichting 0111 elk werkman te voorzien van eene kaart, waarop behalve de naam, landaard en datum der indiensttreding van dien werkman, de duur der overeenkomst moet zijn vermeld, en