Van den rechter a quo, wel sprake kan zijn van schending of verkeerde toepassing van het rrjet art. 167 Sv. concordante artikel van het zoogenaamd Inl. Regl., maar niet van dit artikel zelf; O. dat derhalve de < isch in cassatie moet worden ontzegd; O. dat den Hove ook ambtshalve geene gronden zijn voorgekomen, welke tot vernietiging van het vonnis zouden moeten aanleiding geven ;

Gelet op de artt. 303, 320, 323 en 411 van het Regl. op de Sv.;

Rechtdoende,

Ontzegt den eisch in cassatie;

Veroordeelt den requirant in de kosten in cassatie gevallen.

REVISIE.

(Tweede Kamer).

Zitting van 29 April 1891.

Voorzitter: Mr. A. Stibbe Lzn.

Omkooping van getuigen. — Artt. 277, 279 en 280 Str . v. Inl. — Art. 384 Inl. Regl. — Onbevoegd verklaring Rechtbank van Omgang, verwijzing naar den landraad.

Bij de toepassing van art. 280 Str. v. Inl. komt niet inrekening de zwaardere straf, krachtens art. 279 tegen den omgekochten valschen getuige bedreigd, maar slechts de straf bij art. 277 bedreigd.

Art. 384 Inl. Regl. geldt niet, wanneer reeds vóór het onderzoek ter terechtzitting, uit de verivijzing en beschuldiging blijkt, dat het ten laste gelegde feit niet tot de competentie van de rechtbank van omgang, maar tot die van den landraad behoort.

In dat geval behoort de rechtbank van omgang zich onbevoegd te verklaren.