den in eersten aanleg acht is geslagen, en daaraan invloed op de beslissing is toegekend;

dat derhalve ook de hoogere rechter hierdoor in strijd met het bovenaangehaalde art. 23 der Zegelordonnantie heeft gehandeld, zoodat het voorgestelde middel gegrond is en op dien grond het vonnis a quo behoort te worden vernietigd;

O. dat het tengevolge van deze beslissing overbodig is om in een onderzoek te treden naar de gegrondheid der overige voorgestelde middelen;

O. dat voorts ten gevolge van bedoelde beslissing de feiten, waarvan de definitieve beslissing der hoofdzaak afhangt, niet meer vaststaan, zoodat het geding naar den rechter a quo behoort teruggewezen te worden ;

Gelet op de aangehaalde en de artt. 425, 427 en 58 B. R.;

Rechtdoende,

Vernietigt het vonnis door den raad van justitie te Batavia op den 17den Januari 1891 tusschen partijen gewezen, in hooger beroep van dat van den landraad te Tandjong Pinang dd. 30 April 1890 ;

Wijst de zaak terug naar den raad van justitie te Batavia, ten einde haar, met inachtneming van dit arrest, verder te behandelen en te beslissen;

Veroordeelt de gerequireerde in de kosten in cassatie gevallen.