HET HOOG GERECHTSHOP VAN NEDERLANDSCH-INDIE,

Gezien de stukken van liet gerechtelijk onderzoek in de zaak van den beklaagde Karsiban, en 1 et in die zaak op den 24sten Februari 1891 door den landraad te Pekalongan gewezen vonnis, waarbij de beklaagde is schuldig verklaard aan: valsch getuigenis teil voordeele van een beklaagde in een rechtsgeding betrekkelijk een misdrijf, waartegen getn zwaarder straf dan dwangarbeid buiten den ketiing is bedreigd, onder verzachtende omstandigheden, en deswege veroordeeld tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van drie jaren en in de kosttn van het rechtsgeding;

Gezien de schriftelijke conclusie, namens den Procureur-Generaal door den Advocaat-Generaal Mr. A. Dull genomen en gedagteekend den 19deu Mei 1891, daartoe strekkende, dat het Hoog Gerechtshof, met vernietiging van het tegen den beklaagde gewezen vonnis, de zaak zal verwijzen naar denzelfden rechter, welke daarvan reeds hteft kennis genomen, met bevel dezelve op nieuw te behandelen, te beginnen met de oudste acte, waarin de nietigheid is gepleegd, zijnde liet onderzoek'ter terechtzitting, de kosten te dragen door den Lande;

Gehoord het rapport van den Raadsheer Mr. D. H. van Gelder;

O. dat de beklaagde behoorlijk, op de wijze bij de wet voorgeschreven en binnen den daar gestelden termijn, verklaard heeft revisie te verlangen;

O. dat, blijkens het proces-verbaal van het in zijne zaak gehouden gerechtelijk onderzoek, de landraad, nadat ter eerste terechtzitting, gehouden op 10 Februari 189 1, de verdere behandeling was verdaagd tot op 24 Februari daaraanvolgende, op dezen datum die behandeling heeft voortgezet uit andere leden saamgesteld dan de eerste maal; toen het proces-verbaal van het ter vorige terechtzitting voorgevallene heeft doen voorlezen en, nadat het ondtrzoek was afgeloopen, aldus saamgesteld, heeft vonnis gewezen ;

O. dat derhalve dat vonnis ten deele is gewezen door rechters, die niet geheel aan het onderzoek ter terechtzitting hadden