O. alsnu ten slotte, dat vermits de wet voor het constateereii eener overeenkomst als de hier bedoelde eene notariëele akte vordert, de in eersten aanleg gedane incidenteele eisch tot eedsopdracht niet ontvankelijk had behooren te zijn verklaard, terwijl als een gevolg hiervan, tevens de principale vordering als onbewezen had behooren te zijn ontzegd;

Gelet enz.;

Rechtdoende in hooger beroep,

Ontvangt het appel;

Vernietigt het tusschen partijen op 15 April 1891 door den r aad van justitie te Semarang gewezen vonnis, waarvan appel;

Verklaart den opgedragen eed niet litis decisoir en den geintiraeerde niet ontvankelijk met zijnen in eersten aanleg gedanen incidenteelen eisch tot eedsopdracht;

Ontzegt hem zijnen eisch ten principale;

Veroordeelt hem in de kosten van beide instantiën, met uitzondering van die van het verstek, welke reeds len zijnen laste zijn gebracht.

Zitting van 14 Januari 1892.

Voorzitter: Mr. J. Sibenius Trip.

Gijzeling na insolventverklahing. — Art. 837 en 875 Kh.

Na de insolventverklaring kan tegen den gefailleerde lijfsdwang worden len uitvoer gelegd, niet alleen zoo die vóór de faillietverklaring, maar ook zoo die daarna, doch voor de insolventverklaring verkregen is.

De Regeering van N. I , appellante, comp. bij den landsadvocaat Mr. T. Hennij, contra

den Chinees Djie Pik Kioe, geintimeerde, comp. bij den adv. en proc. Mr. P. Maclaine Pont.