O. dat de raad van justitie te Semarang terecht heeft geoordeeld, dat de acte verleden voor den ambtenaar van den burgerlijken stand te Magelang, Residentie Kedoe, den 28sten October 1869 sub 110. 22 niet kan strekken als acte van erkenning, omdat daaruit niet blijkt, dat de moeder in de erkenning heeft toegestemd;

dat dit echter niet wegneemt, dat die acte is eene authentieke acte en als zoodanig volledig bewijs oplevert van hetgeen daarin wordt gerelateerd, derhalve dat Leendert Fisser heeft erkend de vader te zijn van een kind geboren uit de chineesche vrouw Nio Hing Nio, aan welk kind de voornamen zijn gegeven van Leendert Adolf Wijnand;

O. dat Coenradus Nicolaas Fisser, blijkens proces verbaal van verhoor voor den Resident van Kedoe dd. 1-3 Juni 189.3, broeder van straks genoemden Leendert Fisser, de bovenbedoelde betrekking van bloedverwantschap tusschen laatstgenoemde en het in die acte genoemde kind (nu beklaagde) heeft erkend en zich zeiven diens oom noemt;

dat Nio Hing Nio blijkens proties-verbaal als boven erkent de moeder te zijn van beklaagde en hem Wijnand Fisser noemt;

O. dat hieruit voldoende blijkt, dat de beklaagde door zijne naaste betrekkingen wordt beschouwd als Europeaan en als zoodanig is groot gebracht ;

O. dat de Resident van Kedoe, die den beklaagde heeft verhoord, hem een Indo noemt, terwijl de Resident van Pekalongan hem als Indo-Europeaan aanduidt;

dat blijkens missive van den Resident van Djogjakarta dd. 22 Juni 1892 no. 1951 gericht aan den Resident van Kedoe, de beklaagde door het residentie-gerecht te Banjoemaas beschouwd is als Europeaan en als zoodanig veroordeeld;

O. dat uit al deze omstandigheden blijkt, dat de beklaagde een Europeeschen naam draagt, als Europeaan is groot gebracht en den staat voert van Europeaan en dus als zoodanig moet beschouwd worden, zoolang het tegendeel niet is gebleken;

dat hieruit volgt, dat de raad van justitie hem ten onrechte naar den landraad heeft verwezen;