den 30sten December 1892 door den landraad te Kendal gewezen vonnis, waarbij is verklaard, dat de door de beklaagde gepleegde wettig en overtuigend bewezen feiten noch misdrijf noch overtreding daarstellen en zij mitsdien te dier zake van alle rechtsvervolging is ontslagen, met bevel dat zij in hechtenis zal blijven, totdat de zaak in revisie zal zijn afgedaan of de termijn voor het aanteekenen van revisie onbenut zal zijn verloopen, met veroordeeling van den lande in de kosten van het rechtsgeding en met last tot teruggave van de tot stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen na verloop van acht dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, het paar gouden oorknoppen met diamanten aan Bok Kathing, de gouden krisring met diamanten aan getuige Mertosentono;

Gezien de schriftelijke conclusie namens den Procureur-Generaal, door den Advocaat-Generaal Mr. Cli. H. Nieuwenhuijs genomen, en gedagteekend den Sisten Januari 1893 daartoe strekkende, dat het Hoog-Gerechtsl of met vernietiging van het tegen de beklaagde gewezen vonnis, haar zal schuldig verklaren aan het misdrijf van misbruik van vertrouwen en overzulks veroordeelen tot de straf van achttien maanden dwangarbeid buiten den ketting, zal bevelen de teruggave van de tot stukken van overtuiging gediend hebbende voorwerpen na verloop van acht dagen na 't wijzen van 's Hofs arrest, nl. bet paar gouden oorknoppen met diamanten aan Bok Kathing, de gouden krisring met diamanten aan getuige Mertosentono, tenzij daarop door den eigenaar of rechthebbende binnen den voormelden termijn onder den griffier beslag zij gelegd overeenkomstig de voorschriften van het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering voor de raden van justitie op Java en het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië;

Gehoord het rapport van den raadsheer Mr. D. H. van Gelder;

O. dat de beklaagde heeft berust, doch de inlandsche officier van justitie, op de wijze bij de wet voorgeschreven en binnen den termijn bij deze gesteld, verklaard heeft van het vonnis revisie te verlangen, waarvan aan de beklaagde behoorlijk beteekening is gedaan ;