het bezit en de bewaring van petroleum en andere licht ont. vlambare oliën in de eerste en voornaamste plaats op 't oog heeft gehad maatregelen te treffen om de personen en goederen te beveiligen tegen brandgevaar, hetwelk zou kunnen ontstaan door het onbeperkt en in te groote hoeveelheden bewaren van petroleum, op daarvoor niet geschikte plaatsen, terwijl hij in de tweede plaats den kleinhandel — natuurlijk in petroleum, omdat deze alleen door die maatregelen gezegd kan worden getroffen te worden — niet al te zeer heeft willen treffen en ook de dagelijksche behoefte van het huisgezin niet uit 't oog verloor en daarom de artt. 8 en 9 in de ordonnantie opnam ;

O. dat, met samenvatting van het bovenstaande, beklaagde zich mitsdien heeft schuldig gemaakt aan overtreding van art. 2 junctis 8 en 9 van Staatsblad 1871 no. 166, strafbaar gesteld bij art. 10 van hetzelfde Staatsblad;

O. dat beklaagdes volledige bekentenis aanleiding geeft tot toepassing van verzachtende omstandigheden;

Gelet, behalve op de aangehaalde wettelijke bepalingen, op artt. 1, 34, 35 van het Wetboek van Strafrecht voor Europeanen, art. 463 Staatsblad 1882 no. 22 jo. art. 177 v. v. 349 en 411 van het Reglement op de Strafvordering;

Rechtdoende:

Verklaart den beklaagde Martinus Sarkies voornoemd schuldig aan overtreding van art. 2 junctis 8 en 9 van Staatsblad 1871 no. 166, door zonder kleinhandelaar in petroleum te zijn, in zijns woning, zijnde een niet daarvoor aangewezen en ingerichte bewaarplaats des bewust in voorraad te hebben gehad acht kisten petroleum, te zamen inhoudende 288 nederlafidsche kan, onder verzachtende omstandigheden;

Veroordeelt hem te dier zake tot betaling eener geldboete van f 2,50, met bepaling dat hij bij wanbetaling dier geldboete gedurende één dag in gijzeling zal kunnen worden gehouden;

Verklaart verbeurd ten behoeve van den lande de achterhaalde vijf kisten petroleum;

Veroordeelt beklaagde nog in de kosten van het geding.