liet arglistig wegnemen van twee planteen (waarde f 0.1 0J van den voorgevel van eene woning, na alvorens de spijkers, waarmede die planken aan een balk waren vastgemaakt, met een breekijzer cr uit te hebben getrokken, levert eenvoudige diefstal opIngeval het ontvreemde minder dan f 25 bedraagt, is het voor toepassing van de bij art. 317 al. 1 Inl. Strafw. bedreigde straf niet voldoende, dat bij het gerechtelijk onderzoek van een vroegere veroordeeling ter zake van diefstal blijkt, doch moet deze uitdrukkelijk zijn le laste gelegd.

HET HOOG-GERECHTSHOE VAN NEDERLANDSCH INDIE,

Gezien de stukken van liet gerechtelijk onderzoek in de zaak van den beklaagde Troenodiwongso alias Pak Moer alias Karno en het in die zaak op 6 Eebruari 1893 door den- landraad te Toeban gewezen vonnis, waarbij de beklaagde met vrijspraak van het overige hem ten laste gelegde is schuldig verklaard aan „diefstal na reeds le voren ter zake van diefstal veroordeeld te zijn geweest" en deswege veroordeeld tot de straf van dwangarbeid buiten den ketting voor den tijd van achttien maanden, met verdere veroordeeling van den beklaagde in de kosten van het rechtsgeding en met last tot teruggave van de als stukken van overtuiging gediend hebbende twee planken na verloop van acht dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, aan getuige Mowidjojo;

Gezien de schriftelijke conclusie, namens den Procureur-Generaal, door den Advocaat-Generaal Mr. Ch. H. Nieuwenhuijs genomen, en gedagteekend 16 Maart 1893 daartoe strekkende, dat het Hoog Gerechtshof het vonnis zal vernietigen voorzooveel het een vrijspraak bevat en verder met verbetering van hetzelve den beklaagde zal schuldig verklaren aan „het misdrijf van diefstal" en overzulks veroordeelen tot de straf van drie maanden dwangarbeid buiten den ketting, met bepaling, dat de beklaagde daarvan alsnog zal hebben te ondergaan drie dagen en overigens het vonnis moge bekrachtigen;

Gehoord het rapport van den raadsheer Mr. D. H. van Gelder;