worden door art. 86 der vermelde instructie te zijn vervangen en alsdan de krachtens die laatste bepaling door den resident van Banjoemas benoemde waarnemend djaksa Mas Atmowiredjo geacht moet worden naar de wet bevoegd te zijn geweest om ter terechtzitting der rechtbank van omgang te Poerwokerto op 27 Juni in de aanhangige zaak gehouden het Openbaar Ministerie uit te oefenen;

dat mitsdien de door den Advocaat-Generaal namens den Procureur-Generaal aangevoerde exceptie als niet op de wet gegrond behoort te worden verworpen;

O. verder dat door het Openbaar Ministerie nog niet ten principale conclusie is genomen;

Gelet op de aangehaalde wetsartikelen;

Rechtdoende:

Verwerpt de voorgestelde exceptie;

Verstaat de stukken van het geding wederom te stellen in handen van den Procureur-Generaal ten einde daarop alsnog ten principale te concludeeren.

De Procureur-Generaal bij het Hoog-Gerechtshof van Nederlandsch-Indië ;

Gezien hebbende enz.;

O. dat beklaagde tijdig revisie heeft verlangd;

O. dat blijkens het proces-verbaal der terechtzitting als Djaksa heeft gefungeerd Mas Atmowiredjo, schrijver van den Djaksa, bij ontstentenis van den titularis, door het hoofd van Gewestelijk Bestuur belast met de functiën van Inlandschen Officier van Justitie;

O. dat bij Staatsblad 1867 no. 168 de benoeming van Djaksas uitdrukkelijk is voorbehouden aan den GouverneurGeneraal ;

dat wel is waar aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur bij art. 35 alinea 2 hunner Instructie (Staatsblad 1867 no. 114) de bevoegdheid is toegekend om, wanneer de belangen der dienst dit vorderen de onder hunne bevelen gestelde ambtenaren, be-