gegevens getrokken konklusies omtrent die kompetentie. Het is mogelijk, dat die juist zijn, maar het bewijs daarvan acht hij niet geleverd. Derhalve is, naar zijn overtuiging, het mogelijk dat de aanhangige zaak behoort tot de bevoegdheid der priesters, maar het omgekeerde is evengoed mogelijk en ondanks alle moeite gelukt het hem niet daaromtrent zekerheid te verkrijgen. Hij verkeert dus in twijfel, maar hij moet beslissen.

Eén oplossing is mogelijk; te zeggen :

„de rechtspraak der rechterlijke macht is regel; zoolang de uitzondering daarop niet bestaat — d. i. bij twijfel haar bestaan niet is bewezen — houd ik mij aan den regel. De Landraad is de dagelijksche rechter van den Inlander en moet dus in casu rechtspreken, daar ik geen reden heb om aan te nemen, dat een uitzonderingsgeval bestaat."

Zoo hij dezen uitweg versmaadt, zoo hij tegenover de duidelijke woorden der wet aan een veronderstelde vergissing of onnadenkendheid des wetgevers blijft denken, en de bepalingen omtrent de priester-rechtspraak niet als een uitzondering op-, maar als een regel naast dien omtrent de bevoegdheid der rechterlijke macht wil beschouwen, ben ik benieuwd hoe hij de gestelde moeilijkheid zou overkomen !

Twee gelijkwaardige regels van kompetentie naast elkander, hebben m. i. alleen recht van bestaan, wanneer elk dezer in zich zelve een duidelijke begrenzing inhoudt, die aan geen twijfel ruimte laat.

In alinea 1 en 2 van art. 78 R R. twee zulke gelijkwaardige regels te zien dunkt mij een ongemotiveerde geringschatting van des wetgevers doorzicht.

Ik wil hiermee niet zeggen, dat op den Priesterraad een soort bewijslast zou rusten omtrent zijn kompetentie. De Landraad heeft hieromtrent uit zich zelf te beslissen en behoort daartoe zoo goed 'mogelijk een onderzoek in te stellen, maar in geval van onoplosbaren twijfel behoort hij, zich naar den regel gedragende, de zaak aan zich te houden.