Ontvankelijkheid der vordering gebaseerd op een niet meer bestaande overeenkomst. — Voorwaarde bij de opzegging der overeenkomst van lastgeving. — Exceptio opscuri libelli. — Afstand van rechten. — Berusting in de opzegging der overeenkomst. — Schriftelijk bewijs.

Nergens is bij de wet als een vereisckte gesteld, dat de ontvankelijkheid eener vordering, die op een overeenkomst is gebaseerd, afhankelijk is van de omstandigheid, dat op het oogenblik van het instellen dier vordering, de overeenkomst, waaraan die vordering ontleend wordt, alsnog tusschen partijen bestaat

Wel is waar eindigt lastgeving door opzegging, waartoe de lasthebber ten allen tijde bevoegd is, maar indien tusschen partijen is overeengekomen, dat zij elkander over en weer zes maanden vóór die opzegging zullen waarschuwen, dan zijn zij ingevolge art. 1338 van het Burg. Wetb. aan het gemaakte beding gebonden.

De verweringen: a. dat niet gezegd wordt over welke maanden loon wordt gevorderd, zoodat noch gedaagde noch de rechter kan beoordeelen of het gevorderde loon verschuldigd is, en b. dat de strekking van den eisch in het duistere ligt, vormen inderdaad de exceptio obscuri libelli, welke volgens art. 95 Burg. Rechtsv. vóór alle weren en exceptien (behalve die van onbevoegdheid des rechters) moet worden voorgesteld.

Afstand van rechten wordt niet vermoed, maar moet duidelijk blijken

Men berust niet in de opzegging eener overeenkomst, wanneer men in het beantwoordend schrijven wijst op de overeengekomen voorwaarde, dat die opzegging moet worden voorafgegaan door cene waarschuwing zes maanden van te voren, tevens de andere partij voor alle uit die ontijdige opzegging voortvloeiende nadeelen aansprakelijk stellende en zulks doende vergezeld gaan van do verklaring, dat men het gegeven ontslagen als niet gedaan zou beschouwen en zich ter beschikking zal blijven houden

Boeken, aangehouden vóór de indiensttreding van een procu ratie-houder, missen tegen dezen alle bewijskracht, ten aanzien van de vraag of een door hem ontvangen geldsom is verstrekt met de verplichting om die terug te geven 625

Erkenning van een recht door woorden en daden. — Hereditatis petitio. •— Opvordering der vruchten en inkomsten zonder de zaak zelve. — Art. 1993 Burg. Wetb. en art. 76 Overg. Bep. — Extinctieve en acquisitieve verjaring. — Uit-