slechts geene adat der voorwaardelijke verstooting in Arabië, maar dit gebruik heeft een zwak punt, dat tot afkeuring kan uitlokken. Elke verstooting, voorwaardelijk of niet, moet volgens de wet eene volkomen vrije wilsverklaring van den man zijn. De sedert eeuwen op geheel Java heerschende adat brengt echter mede, dat de man, die in den echt treedt, hetzij door directen dwang of door krachtige leering en leiding van den huwelijkssluiter tot de overtuiging komt, dat hij zonder voorwaardelijke verstootiig niet trouwen mag. Sajjid Oethinan verhaalde mij dan ook meermalen, dat die indirecte dwang zijnen beroemden Ieeraar Sajjid Abdallah biti Oemar bij diens eerste verblijf op Java tot oppositie prikkelde, maar dat hij, na intiemere kennismaking met de locale zeden, de noodzakelijkheid der adat ten volle erkende.

De schrijver geeft in zijn thans door ons besproken Hoofstuk de formule van voorwaardelijke verstooting, die thans te Batavia na elk huwelijkscontract door den man wordt uitgesproken, zoowel in het Arabisch als in het Maleisch aan. Men heeft die, door ervaring wijzer geworden, met veel zaakkennis en behoedzaamheid allengs gewijzigd; zooals zij thans luidt, snijdt zij den weg af tot de meeste der moeilijkheden, waartoe vele op Java gebruikelijke formules in de practijk aanleiding hebben gegeven.

in hoofdzaak komt zij hierop neer, dal de man verklaart, dat telkens, wanneer hij zijne vrouw gedurende eene maand het wettelijk verplichte levensonderhoud niet zal gegeven, of gedurende 6 maanden te lande of 1 jaar over zee haar verlaten (') of haar eens mishandeld zal hebben, en zij, daarmede geen genoegen nemende, de zaak aangeeft bij den priesterraad en haar beweren wettig bewijst, de vrouw door ééne verstooting van hem zal gescheiden zijn.

De elders op Java gebruikelijke formules wijken van elkander en van de hier genoemde in détails dikwijls belangrijk af, maar in hoofdzaak komen zij toch op hetzelfde neer.

(1) Op Java voegt men hieraan gewoonlijk toe: „tenzij opreizen op bevel van den Vorst", eene exceptie, die van onde tijden dateert, toen de Javanen dikwijls geruimen tijd onvrijwillig van hunne eclitgenooten gescheiden werden om krijgsdienst te doen.