ging van 's Raads vonnis waartegen verzet, alsnog den tegen do verdachten Gikoe cs. gerequireerden rechtsingang zal verleenen ;

Gezien de stukken;

O. dat uit het gehouden voorloopig onderzoek voldoende aanwijzingen zijn verkregen om aan te nemen dat op zekeren dag van de maand April, Mei of Juni 1894 de verdachten Gikoe ; Basaba, Noreo alias 'n Deloe te of in de nabijheid van Memboro ) een aan de zee gelegen plaatsje van de onder het rechtstreeksch gezag van het NederlandsCh-Indisch Gouvernement staande 011derafdeeling West-Soemba der Residentie Timor, de personen van Padoeng en haar zoon en dochters, respectievelijk genaamd Goera, Yenga en Sedoe, allen vrije lieden, overvallen en aanboord van de aan den verdachte Poea 'n Garie toebelioorende prauw hebben gebracht, om die personen elders als slaven te verkoopen;

dat voorts de verdachten Soetoena, Samsie en Soekoe met hetzelfde doel aan boord van dat vaartuig hebben gebracht de uit het rijkje Sawonda, gelegen bezuiden Memboro voormeld, afkomstige slaven 'n Gikoe Kanao en Kasatoe, terwijl de verdachte Poea Male dit heeft gedaan ten aan zien van den slaaf Boeladat die prauw, waarop zich voornoemde eigenaar, tevens gezagvoerder Poea 'n Garie, zoomede de overige verdachten en de van hunne vrijheid beroofde personen en slaven voornoemd cn de eigenaar van laatstgenoemden slaaf Poea Male genaamd, bevonden, is gestevend naar het in de afdeeling Midden-Soemba gelegen plaatsje Wairara, alwaar de geroofde personen en slaven ontscheept cn van daar naar het binnenland wei-den vervoerd;

dat voorts de drie eerstgenoemde slaven door de verdachten Soetoena, Samsie cn Soekoe aan zekeren Kabilingi te Kanibatana of Taladjawa en de vrouw Padoeng door den verdachte 'n Garie aan zekeren Damoe te Rono zijn verkocht, terwijl Goesa en Yenga verder liet binnenland werden ingevoerd, met het doel 0111 daar te worden verkocht, doch welke personen te Rendeh zijn ontvlucht en eindelijk Scdoc bij zekeren Roke is achtergebleven;