Gelet nog op art: 355, 358 en 58 Burgert. Rechtsvordering;

Rechtdoende in hooger beroep:

Ontvangt het appèl.

Vernietigt het vonnis a quo.

Verklaart den Residentieraad te Soerakarta bevoegd van de vordering kennis te nemen.

Veroordeelt geappelleerde in de kosten.

CASSATIE.

HOOG-GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË. (Eerste Kamer).

Zitting van 8 Augustus 1895.

Voorzitter: Mr. J. Sibenius Trir.

Deelbaarheid van verbintenissen. — Artt. 1297,1299,1303 en 1579 Bcrg. Wetb.

De rechter aannemende, dat onder de strekking der verbintenis van de zijde des huurders tot betaling eener liuursom behoort te worden verstaan de uit het betreffende contract voortspruitende gehoudenheid tot voldoening van huurpenningen en dat die verbintenis dus is deelbaar, heeft de artt. 1297 en 1299 in verband met 1303 en 1576 van het Burg. Wetb. noch geschonden noch verkeerd toegepast.

De te Soerabaja gevestigde handelsvennootschap onder de firma Bie Goan & Co. requirante van cassatie, comp. bij den Adv. en Proc. Mr. E. T. Mees, contra

den Arabier Said Oemar bin Aloei Baiigil, bandelaar, wonende te Soerabaja, gerequireerde in voorschreven eas, comp. bij den Adv. en Proc. Mr. D. Fock.