van den Raad van Justitie te Batavia ddo. 27 November te voren, waarbij die Raad zich onbevoegd heeft verklaard om ten principale te beslissen op het requisitoir van genoemden Officier van Justitie ddo. 18 November 1895, strekkende tot bekrachtiging van het besluit van den Assistent-Resident der stad en voorsteden van Batavia, waarbij de voorloopige in verzekerde bewaringstelling van de aan krankzinnigheid lijdende Inlandsche Christenvrouw Ida Maria, weduwe van J. C. van der Voet. in het groot militair hospitaal te Weltevreden is gelast en om die zaak naar genoemden Baad te verwijzen, met last om ten principale op bedoeld requisitoir te beschikken;

O. dat zoowel de bepaling van artikel 134 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie en het beleid der Justitie in Nederlandsch Indië, als die van artikel 230 van het Inlandsch Reglement strekt tot behoud van goede orde en tot voorkoming van ongelukken, en derhalve is een voorschrift van publiek recht;

dat nu wel in het Burgerlijk Wetboek (artikel 457) in geval van dringende noodzakelijkheid aan de hoofden van het plaatselijke bestuur de bevoegdheid is toegekend, om personen, die wegens krankzinnigheid of een doorgaand slecht en buitensporig gedrag ongeschikt zijn om aan zich zelve te blijven overgelaten of voor de veiligheid van anderen gevaarlijk zijn, voorloopig onder nadere goedkeuring van den Raad van Justitie in verzekerde bewaring te doen nemen, doch deze voorloopige maatregel, die blijkens artikel 456 van het Burgerlijk Wetboek tot toepassing van artikel 134 van liet Reglement op de Reehterlijke Organisatie kan leiden, evenzeer is een voorschrift van publiek recht;

O. dat het voorschrift van artikel 134, blijkens artikel 138 eodem, alleen van toepassing is op Europeanen en daarmede gelijkgestelden en mitsdien ook de voorloopige maatregel van artikel 457 van het Burgerlijk Wetboek, die aan de toepassing van artikel 134 van het Reglement op de Rechterlijke Organisatie kan voorafgaan, alléén voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden geldt;